ECLI:NL:RBZWB:2024:8417

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
23/10162
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verzuimboete en aanslag inkomstenbelasting/premieheffing in het kader van niet ingediende aangifte

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende behandeld met betrekking tot de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premieheffing (IB/PVV) voor het jaar 2020, de daarbij vastgestelde belastingrente en de opgelegde verzuimboete. De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024 behandeld, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was door mr. [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2]. Belanghebbende is niet verschenen, maar was correct opgeroepen.

De feiten tonen aan dat belanghebbende geen aangifte heeft gedaan, ondanks meerdere uitnodigingen en aanmaningen. De inspecteur heeft ambtshalve een aanslag opgelegd, waarbij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.240 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 28.879 is vastgesteld. De inspecteur heeft ook een verzuimboete van € 385 opgelegd, die belanghebbende betwist. Hij stelt dat hij geen aangifte hoeft te doen vanwege zijn giften aan anbi's en dat hij door een herseninfarct niet in staat is om aangifte te doen.

De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet de vereiste zorg heeft betracht om tijdig aangifte te doen, ondanks zijn omstandigheden. De rechtbank volgt de berekeningen van de inspecteur en concludeert dat de aanslag te hoog is, maar dat de boete terecht is opgelegd. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor wat betreft de aanslag en de belastingrente, maar ongegrond voor de boete. De aanslag wordt verminderd en het griffierecht wordt terugbetaald aan belanghebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/10162

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats 1], belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende betreffende de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premieheffing (IB/PVV) voor het jaar 2020, de daarbij vastgestelde belastingrente en opgelegde boete.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2]. Belanghebbende is niet verschenen. Uit de stukken blijkt dat hij correct is opgeroepen en uit de door hem na die uitnodiging ingediende stukken blijkt dat hij de uitnodiging heeft ontvangen.

Feiten en geschil

2. Belanghebbende is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand om aangifte IB/PVV voor het jaar 2020 te doen. Hij heeft geen aangifte gedaan.
2.1.
De inspecteur heeft ambtshalve een aanslag IB/PVV opgelegd daar een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 58.240 en een inkomen uit sparen en beleggen (box 3) van € 28.879. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht en een verzuimboete opgelegd van € 385.
2.2.
De inspecteur heeft het daartegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
2.3.
Belanghebbende heeft in het verleden schenkingen gedaan aan algemeen nut beogende instellingen (anbi’s) die hij niet (geheel) ten laste van zijn belastbare inkomens heeft kunnen brengen. Voor het niet afgetrokken deel heeft de inspecteur beschikkingen niet gerealiseerde pga gegeven van in totaal € 606.166. Bij de ambtshalve opgelegde aanslag is uitgegaan van een inkomen in box 1 van € 664.406 waarmee de volledige niet gerealiseerde pga (hierna: pga oude jaren) is verrekend.
2.4.
In de beroepsfase heeft de inspecteur geconcludeerd dat de aanslag te hoog is. Met een beroep op interne compensatie heeft hij geconcludeerd dat de aanslag als volgt moet worden verminderd:
 een belastbaar inkomen in box 1 van 114.406, te verminderen met € 114.406 pga oude jaren tot nihil,
 een belastbaar inkomen in box 3 van € 104.802, te verminderen met € 104.802 pga oude jaren tot nihil, en
 een belastbaar inkomen in box 2 van € 1.061.996, te verminderen met € 386.958 pga oude jaren tot € 675.038,
 met verrekening van € 32.808 loonheffing en € 159.299 dividendbelasting.
Daarbij heeft de inspecteur een overzicht gegeven van de inkomsten van belanghebbende: de door belanghebbende genoten pensioenuitkeringen, een in 2020 uitgekeerd dividend van € 1.061.996 van [B.V.], en het forfaitair rendement in box 3 op grond van de bezittingen van belanghebbende bestaande uit banktegoeden en onroerende zaken
in [plaats 2].
2.5.
Belanghebbende meent dat hij geen aangifte IB/PVV hoeft te doen omdat hij geen belasting verschuldigd is door alle aftrekbare giften aan anbi’s die hij doet en in het verleden heeft gedaan. Hij is erg boos op de Belastingdienst omdat volgens hem belafspraken niet worden nagekomen en men weet dat hij grote giften aan anbi’s heeft gedaan – ook in het verleden – die nog verrekend moeten worden. Die giften zijn hoger dan zijn inkomsten. Een medewerker van de belastingdienst is bij hem de gegevens over die giften op komen halen dus men weet er alles van. Het invullen van een aangiftebiljet lukt niet meer omdat hij een herseninfarct heeft gehad en het hem veel moeite kost om de traplift te gebruiken en een brief te typen, aldus belanghebbende. Hij meent dat de boete niet terecht is, omdat hij te goeder trouw is.
2.6.
De inspecteur is van menig dat de boete terecht is opgelegd omdat belanghebbende geen aangifte heeft ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

3. Belanghebbende heeft geen aangifte ingediend hoewel hij daartoe wel was uitgenodigd, herinnerd en aangemaand. Hij heeft dus niet de vereiste aangifte gedaan.
3.1.
De inspecteur heeft geconcludeerd dat de aanslag te hoog is en verminderd moet worden. Dat zal de rechtbank doen. Vervolgens moet belanghebbende bewijzen dat de aldus verminderde aanslag nog te hoog is. Die bewijslast rust op hem omdat hij niet de vereiste aangifte heeft gedaan.
3.2.
Belanghebbende heeft geen bewijs geleverd waaruit de rechtbank kan opmaken dat de aanslag lager moet zijn dan de inspecteur heeft berekend. Hij heeft wel gesteld dat hij geen belasting verschuldigd is door de giften die hij heeft gedaan aan anbi’s en dat hij in 2020 een schenking heeft gedaan aan stichting cultureel centrum [plaats 2] van € 650.600, maar van die gift in 2020 heeft de rechtbank geen enkel bewijs gezien. De rechtbank kan die aftrekpost daarom niet accepteren.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat de door de inspecteur gemaakte berekeningen van het inkomen van belanghebbende heel redelijk zijn. De inspecteur is uitgegaan van de hem bekende gegevens over het inkomen en vermogen van belanghebbende en belanghebbende heeft de juistheid van die gegevens niet weersproken. De aanslag, zoals hij nu op basis van het verweerschrift moet worden vastgesteld, is lager dan de oorspronkelijke aanslag. Daarom zal de rechtbank de berekening van de inspecteur volgen.
3.4.
De aan belanghebbende opgelegde boete is een zogenaamde verzuimboete. Belanghebbende was in verzuim doordat hij de aangifte IB/PVV niet heeft ingediend. Dat enkele feit is voldoende reden om in dit geval een verzuimboete op te leggen, tenzij belanghebbende geen enkele schuld heeft aan het verzuim. Dat noemt men ‘afwezigheid van alle schuld’ (avas). Voor het constateren van avas is vereist dat de belanghebbende stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat hij alle in de gegeven omstandigheden van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat (tijdig) aangifte zou worden gedaan.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet de zorg betracht heeft die van hem verwacht had mogen worden – zelfs in zijn problematische omstandigheden. Belanghebbende heeft een behoorlijk inkomen en is vermogend. Als hij zelf de aangifte niet meer kan doen, mag van hem verwacht worden dat hij daar iemand voor inschakelt. Er is dus geen sprake van avas. Het is ook niet redelijk om de verantwoordelijkheid voor de aangiften en aanslagen op de Belastingdienst af te schuiven. Dat wordt niet anders doordat een medewerker van de Belastingdienst een belafspraak niet nakomt. De rechtbank acht de boete passend en geboden en zal deze dan ook in stand laten.
3.6.
Omdat de aanslag wel te hoog is (zie 3.3) is het beroep gegrond. De rechtbank zal de aanslag verminderen en ook de belastingrente verminderen. Belanghebbende krijgt daarom het door hem betaalde griffierecht terug. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond voor zover het de aanslag IB/PVV en de belastingrente betreft,
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de aanslag IB/PVV en de belastingrente,
  • vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 675.038 met verrekening van € 32.808 loonheffing en € 159.299 dividendbelasting,
  • vermindert de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig,
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond,
  • gelast de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Damen, griffier op 9 december 2024. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [1]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid, van de AWR.