In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende behandeld met betrekking tot de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premieheffing (IB/PVV) voor het jaar 2020, de daarbij vastgestelde belastingrente en de opgelegde verzuimboete. De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024 behandeld, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was door mr. [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2]. Belanghebbende is niet verschenen, maar was correct opgeroepen.
De feiten tonen aan dat belanghebbende geen aangifte heeft gedaan, ondanks meerdere uitnodigingen en aanmaningen. De inspecteur heeft ambtshalve een aanslag opgelegd, waarbij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.240 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 28.879 is vastgesteld. De inspecteur heeft ook een verzuimboete van € 385 opgelegd, die belanghebbende betwist. Hij stelt dat hij geen aangifte hoeft te doen vanwege zijn giften aan anbi's en dat hij door een herseninfarct niet in staat is om aangifte te doen.
De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet de vereiste zorg heeft betracht om tijdig aangifte te doen, ondanks zijn omstandigheden. De rechtbank volgt de berekeningen van de inspecteur en concludeert dat de aanslag te hoog is, maar dat de boete terecht is opgelegd. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor wat betreft de aanslag en de belastingrente, maar ongegrond voor de boete. De aanslag wordt verminderd en het griffierecht wordt terugbetaald aan belanghebbende.