ECLI:NL:RBZWB:2024:8442

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
AWB 24_4113
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid bestuursorgaan bij openbaarmaking op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het bestreden besluit van 10 april 2024 over het openbaar maken van stukken in de zin van de Wet open overheid (Woo). Eisers, twee inwoners van [plaats 1], hebben op 11 september 2023 een verzoek ingediend om openbaarmaking van de meetresultaten van de geluidmetingen van de Puller-partij van Eede kermis 2023. Het dagelijks bestuur van de Regionale uitvoeringsdienst (RUD) Zeeland heeft op 18 december 2023 besloten om een meetverslag openbaar te maken, maar eisers hebben bezwaar gemaakt omdat zij van mening zijn dat er meer gegevens beschikbaar moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2024 behandeld, waarbij eisers en een vertegenwoordiger van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank heeft zich beperkt tot de vraag of het bestreden besluit is genomen door een bevoegd bestuursorgaan. Het oordeel van de rechtbank is dat de directeur van de RUD Zeeland niet bevoegd was om het bestreden besluit te nemen, omdat de bevoegdheid tot het nemen van besluiten op bezwaarschriften niet was gedelegeerd of gemandateerd aan de directeur. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit is genomen door een onbevoegd orgaan en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het bevoegde bestuursorgaan op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt bepaald dat het griffierecht aan eisers moet worden vergoed.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 11 december 2024. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2024 in de zaak tussen

1. [eiser 1]uit [plaats 1] ,
2. [eiser 2]uit [plaats 1] ,
tezamen: eisers
en
het dagelijks bestuur van de Regionale uitvoeringsdienst (RUD) Zeeland, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het bestreden besluit van 10 april 2024 over het openbaar maken van stukken in de zin van de Wet open overheid (hierna: Woo).
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 2] en namens verweerder [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beperkt zich in de beoordeling tot de vraag of het bestreden besluit is genomen door een bevoegd bestuursorgaan. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
3.1.
Eisers hebben op 11 september 2023 een verzoek in de zin van de Wet open overheid (Woo) ingediend. Zij hebben verzocht om openbaarmaking van de meetresultaten van de geluidmetingen van de Puller-partij van Eede kermis 2023.
3.2.
Met het besluit van 18 december 2023 heeft het dagelijks bestuur van de RUD Zeeland beslist op het verzoek. Het dagelijks bestuur heeft een meetverslag van de Kermis Eede , Hazewegeling 4 te Eede openbaar gemaakt.
3.3.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt omdat er meer gegevens moeten zijn dan de openbaar gemaakte gegevens.
3.3.
Het algemeen bestuur van de RUD Zeeland is met het bestreden besluit gebleven bij de beslissing. Bij besluit van 7 november 2024 (overhandigd tijdens de zitting) heeft de directeur van de RUD Zeeland het bestreden besluit namens verweerder bekrachtigd.
Bevoegdheid bestuursorgaan
4.1.
De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of het bestreden besluit bevoegd is genomen. Het bestreden besluit is, door middel van bekrachtiging, genomen door de directeur van de RUD Zeeland, namens het dagelijks bestuur van de RUD Zeeland.
4.2.
Besluiten moeten worden genomen door een bestuursorgaan. De RUD Zeeland is een gemeenschappelijk openbaar lichaam dat is ingesteld bij de Gemeenschappelijke regeling Regionale uitvoeringsdienst Zeeland. Het bestuur van de RUD bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. Dit volgt uit de Gemeenschappelijke regeling Regionale uitvoeringsdienst Zeeland.
4.3.
Verweerder heeft tijdens de zitting het standpunt ingenomen, zonder daarop een duidelijke toelichting te geven, dat de bevoegdheid van (de directeur namens) het dagelijks bestuur blijkt uit de documenten die tijdens de zitting werden overhandigd. Dit zijn het Besluit mandaat directietaken RUD Zeeland 2022 van 27 juni 2022, het Delegatiebesluit Woo RUD Zeeland van 18 juli 2022, het Mandaatbesluit RUD Zeeland 2019 gemeente Sluis van 17 september 2019 en het Mandaatbesluit RUD Zeeland 2024 gemeente Sluis van 19 december 2023. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit echter niet de gestelde bevoegdheid om te beslissen op het bezwaar over het Woo-verzoek.
4.4.
Het door verweerder ingediende Delegatiebesluit Woo RUD Zeeland (waarin bevoegdheden van het algemeen bestuur worden gedelegeerd aan het dagelijks bestuur) en het Besluit mandaat directietaken RUD Zeeland 2022 (waarin bevoegdheden van het dagelijks bestuur worden gemandateerd aan de directeur) veronderstellen namelijk dat er Woo-bevoegdheden berusten onder het algemeen of het dagelijks bestuur van de RUD Zeeland. Op grond van artikel 30 jo 33, 33a en 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen is het weliswaar mogelijk bevoegdheden over te dragen aan het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur, maar in artikel 30 van de Gemeenschappelijke regeling Regionale uitvoeringsdienst Zeeland is bepaald dat geen bevoegdheden aan het bestuur worden overgedragen. De bevoegdheid tot het nemen van het bestreden besluit kan dus niet worden ontleend aan het overhandigde Delegatiebesluit en het overhandigde Besluit mandaat directietaken RUD Zeeland.
4.5.
Artikel 31 van de Gemeenschappelijke regeling Regionale uitvoeringsdienst Zeeland maakt nog wel mogelijk dat het bevoegde college (in dit geval het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis) bevoegdheden mandateert aan de directeur van de RUD Zeeland (om in dat geval in naam van het college te beslissen). In het Mandaatbesluit RUD Zeeland 2024 gemeente Sluis (artikel 2 gelijkluidend aan het ten tijde van het primaire besluit geldende Mandaatbesluit RUD Zeeland 2019 gemeente Sluis) heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis (hierna: het college) mandaat verleend aan de directeur van de RUD (hierna: mandaatbesluit). Aan de directeur wordt mandaat verleend overeenkomstig de bij het mandaatbesluit behorende mandaatlijst. [1] Besluiten op een verzoek om (milieu)informatie op grond van de Woo zijn opgenomen op de mandaatlijst. De directeur van de RUD is dus bevoegd om in naam van het college te beslissen op verzoeken in de zin van de Woo. De gemandateerde bevoegdheden behelzen volgens het mandaatbesluit echter expliciet niet de bevoegdheid te beslissen op bezwaarschriften. [2] Dit volgt ook uit artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Naast het feit dat in deze zaak de directeur van de RUD Zeeland heeft beslist namens het dagelijks bestuur van de RUD Zeeland (en dus niet in naam van het college), kan ook een eventuele bevoegdheid van de directeur van de RUD Zeeland om in naam van het college te beslissen op het bezwaar, niet worden gebaseerd op het mandaatbesluit.
4.6.
De rechtbank komt dus tot het oordeel dat de directeur van de RUD Zeeland niet bevoegd is om al dan niet namens het dagelijks bestuur van de RUD Zeeland te beslissen op het bezwaar. Het bestreden besluit is daarmee genomen door een onbevoegd orgaan. Gezien de Gemeenschappelijke regeling Regionale uitvoeringsdienst Zeeland, in combinatie met het mandaatbesluit, is het college het bestuursorgaan dat bevoegd is om de beslissing op het bezwaar over het Woo-verzoek te nemen omdat die bevoegdheid niet is gedelegeerd of gemandateerd.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat het onbevoegd is genomen. De rechtbank ziet daarbij geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Het is onduidelijk of het bevoegde bestuursorgaan het bestreden besluit voor zijn rekening wil nemen en kan instemmen met de inhoud ervan. Het toepassen van een bestuurlijke lus vormt daarom geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze. Het bevoegde bestuursorgaan zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
5.2.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eisers te worden vergoed. Eisers hebben geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 10 april 2024;
- draagt het bevoegde bestuursorgaan op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 11 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 10:3, derde lid, van de Awb
Mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift of op een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, wordt niet verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen.
Gemeenschappelijke regeling Regionale uitvoeringsdienst Zeeland
Artikel 3, eerste lid, van de regeling
Er wordt een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam ingesteld genaamd Regionaal uitvoeringsdienst Zeeland.
Artikel 4 van de regeling
Het bestuur van de Regionale uitvoeringsdienst bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Artikel 30 van de regeling
Aan het bestuur van de Regionale uitvoeringsdienst worden geen bevoegdheden overgedragen.
Artikel 31, eerste lid, van de regeling
De colleges kunnen aan de directeur mandaat verlenen ter uitvoering van de bevoegdheden van het betreffende college, voor zover deze binnen het belang van deze regeling vallen. Onverminderd het bepaalde in artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht moet het dagelijks bestuur instemmen met de mandaatverlening door het betreffende college.
Mandaatbesluit RUD zeeland 2024 gemeente Terneuzen
Artikel 2 van het mandaatbesluit
1. Aan de directeur wordt mandaat verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende mandaatlijst.
[…]
4. De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, behelzen niet de bevoegdheid tot beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Voetnoten

1.Artikel 2, eerste lid, van het mandaatbesluit.
2.Artikel 2, vierde lid, van het mandaatbesluit.