ECLI:NL:RBZWB:2024:8444

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
02-147268-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en bedreiging met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 11 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een periode van ruim zes maanden schuldig heeft gemaakt aan belaging en bedreiging van een aangeefster. De verdachte heeft de aangeefster herhaaldelijk lastiggevallen door middel van telefoontjes, WhatsApp-berichten en ongevraagd bij haar langs te gaan. Daarnaast heeft hij haar bedreigd, zowel mondeling als schriftelijk, met ernstige gevolgen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 269 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de aangeefster en een locatieverbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf is toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster meegewogen in de strafoplegging. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd tijdens de zitting op 27 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-147268-24
parketnummer TUL: 20-003003-21
vonnis van de meervoudige kamer van 11 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1987 te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [adres] ,
raadsman: mr. S.J. Nijssen, advocaat te Goes.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2024 tot en met 6 juni 2024
feit 1:[slachtoffer] heeft belaagd;
feit 2:[slachtoffer] heeft bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de inhoud van het procesdossier de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte is door de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en er geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de aangifte van [slachtoffer] van 11 april 2024, pagina 10 tot en met 57 van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2024090291 van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant;
  • het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] van 4 juni 2024, pagina 63 tot en met 78 van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2024090291 van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 27 november 2024.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 1 januari 2024 tot en met 6 juni 2024 te [plaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door die [slachtoffer] veelvuldig te bellen en te appen en bij die [slachtoffer] aan de deur te komen en tegen de wil van die [slachtoffer] de woning van die [slachtoffer] binnen te gaan en zich bij die [slachtoffer] in de buurt op te houden, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen;
2
meermalen in de periode van 1 januari 2024 tot en met 6 juni 2024 te [plaats] , [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend (schriftelijk en mondeling) de woorden toe te voegen:
"je dagen zijn gesteld" en
"€5000 voor deze knieschijven" en
"het is afgelopen met jou.. Je tijd zal komen... het zal fout aflopen met jou." en
"je kan op korte termijn iets gaan verwachten en dat het afgelopen is met jou. je moet op je tellen passen en goed uitkijken want vanaf nu gaan er erge dingen gebeuren." en
"als je ooit een andere man bij mijn kinderen zie, dan schiet ik diegene door zijn hoofd, ik ga je achter mijn auto binden, je haren uit ga trekken." en
"zo eentje heb ik ook, maar dan een echte en het zou beter zijn als ik je daarmee door je kop schiet." (bij het tonen van een nerfgun) en
een internetlink heeft gestuurd van een filmpje waarin een man een andere man door het hoofd schiet en aan het kruis hangt, en
“als je hier mee door blijft gaan dan maak ik je kapot".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 269 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 18 november 2024. Daarnaast vordert hij oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een locatieverbod en contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van vijf jaar waarbij bij iedere overtreding hechtenis volgt, met de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verzocht wordt om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en daarom een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zes maanden schuldig gemaakt aan belaging, door aangeefster veelvuldig lastig te vallen met onder andere telefoontjes, WhatsApp -berichten en door meermalen ongevraagd bij haar langs te gaan. Daarnaast heeft verdachte aangeefster mondeling en via meerdere WhatsApp-berichten bedreigd. Met zijn handelen heeft verdachte een forse inbreuk gemaakt op de privacy en de integriteit van aangeefster.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 30 oktober 2024, waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de reclassering van 18 november 2024, waarin die heeft geadviseerd om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod met aangeefster, een locatieverbod, een locatiegebod (met elektronische monitoring) en meewerken aan middelencontrole.
Straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. Zij zal dan ook aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 269 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 120 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaar opleggen. Deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf vormt een stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (dergelijke) strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet aanleiding een deel van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan de voorwaardelijke straf te verbinden, te weten de meldplicht bij de reclassering, de ambulante behandeling, het contactverbod met aangeefster, het meewerken aan middelencontrole, een locatieverbod met elektronisch toezicht en reclasseringstoezicht. Gelet op de impact van de elektronische controle op de persoonlijke levenssfeer van verdachte, zal de rechtbank vanwege de proportionaliteit de maximale duur van de elektronische controle bepalen op zes maanden. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding verdachte een locatiegebod (met elektronische monitoring) op te leggen, omdat deze bijzondere voorwaarde verdachte te veel beperkt bij de uitoefening van zijn werk en een dergelijke maatregel onvoldoende doeltreffend is om het recidiverisico in te perken.
De rechtbank zal het toezicht en de voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat niet voldaan is aan de vereisten die de wet daaraan stelt. Belaging en bedreiging zijn niet zonder meer aan te merken als misdrijven die gericht zijn op of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De rechtbank stelt vast dat zowel de belaging als de bedreigingen niet voorafgegaan, vergezeld of gevolgd werden door fysiek gewelddadig gedrag.
Maatregel
Gelet op de bijzondere voorwaarden en de langere proeftijd die worden opgelegd, ziet de rechtbank geen noodzaak tot het daarnaast opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 20 uur taakstraf die aan verdachte is opgelegd bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van
20 december 2022 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft verzocht om de proeftijd te verlengen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:belaging;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zwaremishandeling, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 269 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
dat verdachte zich blijft melden bij Reclassering Nederland op het adres Vrijlandstraat 33, 4337 EA Middelburg, na het ingaan van de proeftijd. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat verdachte zich laat behandelen door de FZZ (Forensische Zorg Zeeland) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
verdachte zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1986 te [geboorteplaats 2] , gedurende de proeftijd, of zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
verdachte bevindt zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt, niet in [plaats] en omstreken, zie bijgevoegde afbeelding (
bijlage II). Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatieverbod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft;
verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- bepaalt dat verdachte zich gedurende maximaal zes maanden gedurende de proeftijd onder elektronisch toezicht zal laten stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde betreffende het locatieverbod;
- verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij arrest van 20 december 2022 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 20-003003-21
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een taakstraf van 20 (twintig) uur.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Hartman, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 december 2024.
Mr. Hartman en mr. Kroes zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 6 juni 2024 te [plaats] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door die [slachtoffer] veelvuldig te bellen en/of te appen/sms’en en/of bij die [slachtoffer] aan de deur te komen en/of tegen de wil van die [slachtoffer] de woning van die [slachtoffer] binnen te dringen/gaan en/of zich bij die
[slachtoffer] in de buurt op te houden, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 6 juni 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend (schriftelijk en/of mondeling) de woorden toe te voegen:
"je dagen zijn gesteld" en/of
"€5000 voor deze knieschijven" en/of
"het is afgelopen met jou.. Je tijd zal komen... het zal fout aflopen met jou." en/of
"je kan op korte termijn iets gaan verwachten en dat het afgelopen is met jou. je moet op je tellen passen en goed uitkijken want vanaf nu gaan er erge dingen gebeuren." en/of
"als je ooit een andere man bij mijn kinderen zie, dan schiet ik diegene door zijn hoofd, ik ga je achter mijn auto
binden, je haren uit ga trekken." en/of
"zo eentje heb ik ook, maar dan een echte en het zou beter zijn als ik je daarmee door je kop schiet." (bij het tonen van een nerfgun) en/of
een internetlink heeft gestuurd van een filmpje waarin een man een andere man door het hoofd schiet en aan het kruis hangt, en/of
“als je hier mee door blijft gaan dan maak ik je kapot"
althans woorden en/of daden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)