ECLI:NL:RBZWB:2024:8450

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
11296740 AZ VERZ 24-57
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak verzoekt de werkgever, [verzoeker] B.V., een vergoeding wegens een onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werknemer, [verweerder]. De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen, maar de verzochte vergoeding gematigd tot vier keer het bruto maandsalaris van de werknemer, inclusief vakantietoeslag. De arbeidsovereenkomst was voor bepaalde tijd en bevatte geen proeftijdbeding of mogelijkheid tot tussentijdse opzegging. De werknemer heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd, maar de kantonrechter oordeelt dat deze opzegging niet rechtsgeldig was. De kantonrechter overweegt dat de werknemer onvoldoende heeft onderbouwd dat hij gerechtvaardigd mocht vertrouwen op een wettelijke proeftijd. De kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder de korte duur van het dienstverband en de financiële situatie van de werknemer. De kantonrechter heeft de proceskosten voor rekening van de werknemer gesteld, omdat deze overwegend ongelijk heeft gekregen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer / rekestnummer: 11296740 \ AZ VERZ 24-57
Beschikking van 11 december 2024
in de zaak van
[verzoeker] B.V.,
te [plaats 1] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. N. der Kinderen,
tegen
[verweerder],
te [plaats 2] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. J.C.P. van Kollenburg.

1.De zaak in het kort

In deze zaak verzoekt [verzoeker] een vergoeding wegens een onregelmatige opzeggging van de arbeidsovereenkomst door [verweerder] . De kantonrechter wijst het verzoek toe. Wel ziet de kantonrechter aanleiding om de verzochte vergoeding te matigen tot de hoogte van vier keer het bruto maandsalaris van [verweerder] , met de vakantietoeslag inbegrepen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de aanvullende producties 9-17 van [verzoeker] ;
- het verweerschrift;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 11 november 2024;
- de spreekaantekeningen van [verzoeker] .

3.De feiten

3.1.
[verweerder] is geboren op [geboortedag] 2001. Hij is sinds 1 juli 2024 in dienst bij [verzoeker] . Hij heeft de functie van Junior Juridisch Incasso Medewerker. Hij verdient per maand (parttime) een brutosalaris van € 2.160,- inclusief vakantietoeslag.
3.2.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is overeengekomen voor bepaalde tijd (tot en met 30 juni 2025). In de arbeidsovereenkomst staat geen proeftijdbeding of mogelijkheid om tussentijds op te zeggen.
3.3.
[verweerder] heeft tijdens het gesprek waar hij de arbeidsovereenkomst heeft getekend het Personeelshandboek van [verzoeker] gehad. In dit handboek staat dat er bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geen proeftijd of mogelijkheid bestaat om tussentijds op te zeggen als dit niet in de arbeidsovereenkomst is overeengekomen.
3.4.
Op 30 juli 2024 heeft [verweerder] de arbeidsovereenkomst opgezegd met ingang van 1 augustus 2024.
3.5.
[verzoeker] is niet akkoord gegaan met deze opzegging.

4.Het verzoek en het verweer

4.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om een vergoeding toe te kennen, omdat de opzegging volgens haar niet rechtsgeldig is. [verzoeker] verzoekt een vergoeding die even hoog is als het brutoloon van [verweerder] over de maanden augustus 2024 tot en met 1 juli 2025. Dit komt neer op een bedrag van € 23.760,- bruto, met de vakantietoeslag inbegrepen.
4.2.
[verweerder] voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. Als de kantonrechter wel grond ziet om een vergoeding toe te kennen, dan vraagt [verweerder] om deze kort gezegd te matigen.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of aan [verzoeker] een vergoeding moet worden toegekend omdat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerder] niet rechtsgeldig is.
De arbeidsovereenkomst is niet rechtsgeldig opgezegd
5.2.
De kantonrechter oordeelt dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerder] niet rechtsgeldig is. De kantonrechter legt hieronder uit hoe tot dit oordeel is gekomen.
5.3.
[verweerder] heeft aangevoerd dat mevrouw [Hr-manager] [1] tegen hem heeft gezegd dat er een wettelijke proeftijd zou gelden en dat er hierover dus niets hoefde te worden afgesproken in de arbeidsovereenkomst. Deze stelling is nadrukkelijk en gemotiveerd weersproken door [verzoeker] . Zo heeft mevrouw [Hr-manager] verwezen naar haar jarenlange ervaring met – kort gezegd – het arbeidsrecht. Zij heeft hierbij verdere uitleg gegeven over het waarom het juist een bewuste keuze is geweest om géén opzegtermijn of proeftijd overeen te komen. [verweerder] heeft gelet op dit verweer van [verzoeker] onvoldoende verdere uitleg gegeven bij zijn stelling, die in strijd is met het gestelde in zowel de arbeidsovereenkomst als het Personeelshandboek van [verzoeker] . Daar komt bij dat anders dan [verweerder] stelt er geen wettelijke proeftijd geldt.
5.4.
Van [verweerder] had mogen worden verwacht dat hij nader zou hebben toegelicht hoe het gesprek exact is verlopen, welke vragen hij heeft gesteld en welke antwoorden hij daarop heeft ontvangen. Ook ontbreekt een verklaring waarom [verweerder] , als mevrouw Van [Hr-manager] gezegd zou hebben dat er een wettelijke proeftijd gold, hier later niet op is teruggekomen, bijvoorbeeld nadat hij dit voor zich zelf had uitgezocht. Dit had van [verweerder] , gelet op zijn functie bij [verzoeker] mogen worden verwacht. In dit verband is ook van belang dat [verweerder] tijdens de zitting heeft aangegeven dat hij gegoogled heeft en heeft gelezen dat, anders dan hij wellicht in eerste instantie nog veronderstelde, een proeftijdbeding
kanworden afgesproken.
5.5.
Dit alles leidt tot de conclusie dat er onvoldoende is onderbouwd dat tegen [verweerder] is gezegd dat er geen opzegtermijn of proeftermijn hoefde te worden afgesproken omdat dit al wettelijk is geregeld en dat hij hierop gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen. Hierdoor wordt op dit punt ook niet toegekomen aan enig bewijsaanbod van [verweerder] .
Vergoeding wegens niet rechtsgeldige opzegging
5.6.
De wet bepaalt dat een partij die niet rechtsgeldig heeft opgezegd, zoals hier het geval is, aan de ander een vergoeding verschuldigd is [2] . Die vergoeding is gelijk aan het bruto salaris over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben als deze van rechtswege zou zijn geëindigd. De wet geeft de kantonrechter hierbij een mogelijkheid om deze vergoeding te matigen. [3] De kantonrechter ziet in de omstandigheden van dit geval aanleiding om de vergoeding te matigen tot vier keer het bruto maandsalaris, met de vakantietoeslag inbegrepen. Dit komt neer op een bedrag van € 8.640,- bruto, met de vakantietoeslag inbegrepen.
5.7.
Bij het matigen van de vergoeding heeft de kantonrechter de volgende omstandigheden meegewogen. [verweerder] had in dit geval beter moeten opletten of er een mogelijkheid was om op te zeggen. De vergoeding die wordt toegewezen bevat dus een stukje leergeld. Hij heeft daarbij op zitting uitgelegd dat hij op dit moment niet over een groot vermogen beschikt en ook nog een studieschuld heeft. Ook speelt de korte duur van het dienstverband een rol. Zo is er geen sprake van een maandenlange investering voor wat betreft het inwerken van een medewerker. Daarbij is ook de opleiding die [verweerder] bij [verzoeker] zou gaan volgen, nog niet van start gegaan. [verzoeker] heeft dan ook niet weersproken dat zij hiervoor nog geen hoge kosten heeft moeten maken. Gelet op al deze omstandigheden acht de kantonrechter een vergoeding van vier bruto maandsalarissen redelijk.
5.8.
De rente over dit bedrag die [verzoeker] vraagt is toewijsbaar vanaf veertien dagen na het wijzen van deze beschikking.
Proceskosten
5.9.
De proceskosten (inclusief nakosten) komen voor rekening van [verweerder] , omdat [verweerder] overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 808,-. Deze bestaan uit € 130,00 aan griffierecht, € 543,00 aan salaris gemachtigde en € 135,- aan nakosten.
5.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.11.
Deze beschikking wordt zoals [verzoeker] vraagt ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat als in hoger beroep wordt gegaan tegen deze beschikking, [verweerder] in de tussentijd wel alvast aan de veroordelingen moet voldoen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] een vergoeding te betalen van € 8.640,- bruto, met de vakantietoeslag inbegrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente [4] te rekenen vanaf de veertiende dag na de datum van deze beschikking,
6.2.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten van € 808,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
6.3.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de wettelijke rente [5] over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.

Voetnoten

1.Mevrouw [Hr-manager] is de HR manager bij [verzoeker] .
2.Zie artikel 7:677 lid 4 BW.
3.Zie artikel 7:677 lid 4 BW.
4.als bedoeld in artikel 6:119 BW.
5.als bedoeld in artikel 6:119 BW.