ECLI:NL:RBZWB:2024:8478
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- mr. Vermariën
- Rechtspraak.nl
Ontslag van instantie in reconventie na faillissement van eiser in reconventie
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure die zich richtte op het ontslag van instantie in reconventie na het faillissement van de eiser in reconventie. De rechtbank had eerder op 9 oktober 2024 de procedure in conventie geschorst op grond van artikel 29 van de Faillissementswet (Fw) en de procedure in reconventie ambtshalve doorgehaald. Dit gaf de eiser in conventie de gelegenheid om de curator van de gedaagde in conventie op te roepen om het geding over te nemen. De eiser in conventie heeft de curator op 15 oktober 2024 opgeroepen om op 20 november 2024 in het geding te verschijnen, maar de curator is op de aangezegde roldatum niet verschenen.
De eiser in conventie heeft vervolgens de rechtbank verzocht om ontslag van instantie in de procedure in reconventie. De curator had de gelegenheid om op dit verzoek te reageren, maar heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft in haar beoordeling een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de eiser in conventie, die niet in staat zou zijn om proceskosten te verhalen op de gedaagde in conventie indien zij in het gelijk zou worden gesteld, en het belang van de gedaagde in conventie om een beslissing te krijgen op het materiële geschil.
De rechtbank concludeert dat er geen belemmeringen zijn voor het toewijzen van het verzoek tot ontslag van instantie. Hierdoor wordt het geding in reconventie beëindigd zonder dat de vordering van de gedaagde in rechte is gehonoreerd. De gedaagde in conventie wordt veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank zijn begroot op € 786,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitgesproken door mr. Vermariën en is uitvoerbaar bij voorraad.