ECLI:NL:RBZWB:2024:8478

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
C/02/413690/HA ZA 23-472 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Vermariën
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie in reconventie na faillissement van eiser in reconventie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure die zich richtte op het ontslag van instantie in reconventie na het faillissement van de eiser in reconventie. De rechtbank had eerder op 9 oktober 2024 de procedure in conventie geschorst op grond van artikel 29 van de Faillissementswet (Fw) en de procedure in reconventie ambtshalve doorgehaald. Dit gaf de eiser in conventie de gelegenheid om de curator van de gedaagde in conventie op te roepen om het geding over te nemen. De eiser in conventie heeft de curator op 15 oktober 2024 opgeroepen om op 20 november 2024 in het geding te verschijnen, maar de curator is op de aangezegde roldatum niet verschenen.

De eiser in conventie heeft vervolgens de rechtbank verzocht om ontslag van instantie in de procedure in reconventie. De curator had de gelegenheid om op dit verzoek te reageren, maar heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft in haar beoordeling een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de eiser in conventie, die niet in staat zou zijn om proceskosten te verhalen op de gedaagde in conventie indien zij in het gelijk zou worden gesteld, en het belang van de gedaagde in conventie om een beslissing te krijgen op het materiële geschil.

De rechtbank concludeert dat er geen belemmeringen zijn voor het toewijzen van het verzoek tot ontslag van instantie. Hierdoor wordt het geding in reconventie beëindigd zonder dat de vordering van de gedaagde in rechte is gehonoreerd. De gedaagde in conventie wordt veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank zijn begroot op € 786,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitgesproken door mr. Vermariën en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/413690 / HA ZA 23-472
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van
[eiseres in conventie],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres in conventie] ,
advocaat: mr. F.A.R. Verhaegh,
tegen
[gedaagde in conventie] , h.o.d.n. [eenmanszaak],
te [plaats 2] ( [land] ),
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] en [eenmanszaak] ,
procederend in persoon.

1.Overwegingen

1.1.
De rechtbank heeft bij rolbeslissing van 9 oktober 2024 bepaald dat de procedure in conventie op grond van artikel 29 Fw is geschorst en heeft de procedure in conventie ambtshalve doorgehaald. Bij dezelfde rolbeslissing heeft de rechtbank de procedure in reconventie geschorst om [eiseres in conventie] de gelegenheid te geven om de curator van [gedaagde in conventie] tot overneming van het geding op te roepen.
1.2.
[eiseres in conventie] heeft de curator bij deurwaardersexploot van 15 oktober 2024 opgeroepen om op 20 november 2024 in het geding te verschijnen. De curator is op de aangezegde roldatum niet in het geding verschenen.
1.3.
[eiseres in conventie] heeft de rechtbank in de procedure in reconventie gevraagd om ontslag van instantie. De rechtbank heeft de curator in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. De curator heeft daarop laten weten de procedure in reconventie niet voort te willen zetten.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de beoordeling van het verzoek tot verlening van ontslag van instantie als bedoeld in artikel 27 lid 2 Fw moet de rechter een belangenafweging maken tussen enerzijds het belang van [eiseres in conventie] , dat erin bestaat dat zij – indien zij bij voortzetting van de procedure in het gelijk zou worden gesteld – de proceskosten niet op [gedaagde in conventie] zal kunnen verhalen, en anderzijds het belang van [gedaagde in conventie] bij het verkrijgen van een beslissing op het materiële geschil dat hij in reconventie aan de rechter heeft voorgelegd.
2.2.
De curator van [gedaagde in conventie] heeft, hoewel zij daartoe in de gelegenheid is geweest, geen verweer gevoerd tegen toewijzing van het verzoek van [eiseres in conventie] tot verlening van ontslag van instantie. Ook overigens is niet gebleken dat toewijzing van dat verzoek in strijd zou komen met de eisen van een goede procesorde. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiseres in conventie] tot ontslag van instantie dient te worden toegewezen.
2.3.
Door het ontslag van instantie wordt een einde gemaakt aan het geding in reconventie zonder dat de vordering van [gedaagde in conventie] in rechte is gehonoreerd. In zoverre kan hij als de in het ongelijk gestelde partij worden aangemerkt. Hij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie, die aan de kant van [eiseres in conventie] door de rechtbank worden begroot op € 786,00 (1 punt). De gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar, zoals hierna vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in reconventie
3.1.
ontslaat [eiseres in conventie] van instantie,
3.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres in conventie] tot op heden begroot op € 786,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te rekenen vanaf 14 dagen na datum van dit vonnis,
3.3.
verklaart dit vonnis in reconventie voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Vermariën en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.