ECLI:NL:RBZWB:2024:8479

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
11115986 CV EXPL 24-1801
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst door verhuurder na sluiting woning wegens drugshandel

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2024 geoordeeld over de ontbinding van een huurovereenkomst door verhuurder Wonenbreburg. De zaak betreft de huurder, die in de woning een handelshoeveelheid drugs had, wat leidde tot sluiting van de woning door de burgemeester voor drie maanden. Wonenbreburg heeft de huurovereenkomst zelf ontbonden zonder tussenkomst van de rechter. De kantonrechter moest toetsen of deze ontbinding rechtmatig was. De rechter concludeerde dat Wonenbreburg gerechtigd was om de huurovereenkomst te ontbinden, gezien de omstandigheden van drugshandel in de woning. De kantonrechter oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de ontbinding disproportioneel maakten. De huurder moet de woning verlaten, met een termijn van drie maanden om dit te doen, en de bewindvoerder is verplicht om een maandelijkse vergoeding te betalen zolang de woning nog in gebruik is. De proceskosten zijn toegewezen aan Wonenbreburg, die in het gelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11115986 \ CV EXPL 24-1801
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van
STICHTING WONENBREBURG,
te Tilburg,
eisende partij,
zal hierna worden genoemd: Wonenbreburg,
gemachtigde: mr. C.P. van den Berg,
tegen
[bewindvoerder] B.V. IN HAAR HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER VAN DE ONDER BEWIND GESTELDE [huurder],
te Bergen op Zoom,
gedaagde partij,
zal hierna worden genoemd: de bewindvoerder,
de heer [huurder] zal hierna worden genoemd: [huurder] ,
gemachtigde: mr. W.G.M. Vos.

1.De processtukken

De procedure heeft de volgende processtukken:
- het tussenvonnis van 7 augustus 2024;
- producties 12, 13 en 14 van Wonenbreburg;
- producties 4 en 5 van de bewindvoerder;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 6 november 2024.

2.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om de vraag of [huurder] de huurwoning van Wonenbreburg moet verlaten. Er is door de politie in de woning een handelshoeveelheid drugs gevonden. De burgemeester heeft daarom de woning voor drie maanden gesloten. Wonenbreburg heeft daarna de huurovereenkomst zelf (en dus zonder rechter) ontbonden. De kantonrechter moet in deze zaak toetsen of Wonenbreburg dit mocht doen. Zij komt tot het oordeel dat dit mocht. Dit betekent dat [huurder] de woning moet verlaten. De kantonrechter legt hieronder haar beslissing uit.

3.De beoordeling

3.1.
Wonenbreburg heeft op de zitting haar vordering gewijzigd. De vordering van Wonenbreburg is nu in de eerste plaats dat [huurder] de woning moet verlaten, gelet op de eerdere ontbinding van de huurovereenkomst door Wonenbreburg. Slechts in sommige gevallen kan een huurovereenkomst zonder rechter worden ontbonden. Als die ontbinding buiten de rechter om geen stand houdt, vraagt Wonenbreburg in de tweede plaats aan de kantonrechter om de ontbinding van de huurovereenkomst uit te spreken.
Wonenbreburg kon de huurovereenkomst ontbinden zonder rechter
3.2.
Wonenbreburg heeft met een brief op 21 juni 2024 de huurovereenkomst zelf ontbonden. Een verhuurder kan dit doen als in de woning in strijd met de Opiumwet is gehandeld en de woning daarom op grond van de Opiumwet is gesloten [1] . De burgemeester heeft in deze zaak de woning op grond van de Opiumwet gesloten omdat de politie op 12 januari 2024 een handelshoeveelheid cocaïne en heroïne in of rond de woning heeft gevonden. Volgens de wet maakt dit enkele besluit van de burgemeester dat het voor een verhuurder over het algemeen rechtvaardig is om de huurovereenkomst zelf te ontbinden. [2] Hiervoor is niet nodig dat de huurder zelf een verwijt valt te maken of zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet is nagekomen.
De status van het besluit van de burgemeester maakt voor deze beoordeling niet uit
3.3.
De kantonrechter moet er daarbij over het algemeen van uitgaan dat de burgemeester met het sluiten van de woning een juiste beslissing heeft genomen. Dit geldt ook als tegen dat besluit nog rechtsmiddelen openstaan. Dit hoeft hier niet te worden afgewacht. Er kan alleen niet blindelings op het besluit van de burgemeester worden afgegaan als er concrete feiten en omstandigheden zijn, die in redelijkheid tot het oordeel leiden dat dit besluit niet deugt. Daar is hier geen sprake van. Uit de verklaringen van [huurder] bij het politieverhoor en de bestuurlijke rapportage van 6 februari 2024 blijkt eerder het tegendeel. In de volgende alinea zal meer worden gezegd over deze verklaringen en deze bestuurlijke rapportage. De kantonrechter gaat dus in deze zaak uit van de beslissing die de burgemeester heeft genomen waarbij de woning voor drie maanden is gesloten.
Wonenbreburg mocht in dit geval ook daadwerkelijk zelf ontbinden zonder rechter
3.4.
De hiervoor genoemde ontbinding van de huurovereenkomst door een verhuurder betekent niet altijd dat een huurder de woning moet verlaten. Er moet namelijk nog beoordeeld worden of er sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat Wonenbreburg tóch geen gebruik had mogen maken van de bevoegdheid om de huurovereenkomst zelf te ontbinden. Dit is zo als de kantonrechter het verlies van de woning door [huurder] niet evenredig of redelijk vindt. De kantonrechter toetst dan of Wonenbreburg misbruik maakt van haar bevoegdheid om de huurovereenkomst zelf te ontbinden en of dit disproportioneel is. De kantonrechter is van oordeel dat van zulke bijzondere omstandigheden onvoldoende is gebleken.
3.5.
De kantonrechter vindt in de eerste plaats van belang dat de hoeveelheid van de in de woning gevonden drugs erop wijst dat de drugs bestemd waren voor drugshandel en niet voor eigen gebruik. Dat de drugs verpakt zaten in gripzakjes is daarvoor ook een duidelijke aanwijzing. [huurder] heeft aangevoerd dat hij niet zelf dealde. Gelet op de verklaringen van [huurder] bij het politieverhoor en op de zitting van de rechtbank, is voldoende duidelijk dat er in en rond de woning wel door anderen drugs werd gedeald en er ook drugs in de woning werd gebruikt. Er zitten meldingen in het dossier dat het bij de woning een komen en gaan is van klanten die de woning kort bezoeken en dat die klanten voor veel overlast zorgen in de omgeving.
3.6.
In de tweede plaats geldt dat Wonenbreburg voldoende heeft onderbouwd dat de woning in een kwetsbare wijk ligt met een groot drugsprobleem. Wonenbreburg heeft daarom een groot belang om haar strikte beleid tegen drugsoverlast te handhaven. De onveiligheid in de wijk is daarbij uitgebreid toegelicht en komt ook terug in de meldingen van de bewoners in de wijk. Wonenbreburg moet bijdragen aan de leefbaarheid in buurten en wijken waar haar woningen liggen en zij moet instaan voor een rustig woongenot voor de omwonenden.
Persoonlijke omstandigheden van [huurder] maken het oordeel niet anders
3.7.
Er is aangevoerd dat [huurder] door de ontruiming dakloos zal worden. Deze omstandigheid is niet zo uitzonderlijk dat Wonenbreburg geen gebruik mocht maken van haar bevoegdheid om de huurovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter gaat ervan uit dat er voor [huurder] een opvang mogelijkheid bestaat. Dit zal misschien geen stimulerende omgeving voor [huurder] zijn, gelet op zijn detox-behandeling, maar dat legt onvoldoende gewicht in de schaal. Het is niet zo dat [huurder] alleen in deze woning van de drugs zal kunnen afblijven. Het belang van Wonenbreburg om een einde te maken aan de constante aanloop bij de woning van drugs gebruikende en drugs dealende vrienden en kennissen en daarmee aan de overlast in deze kwetsbare wijk, weegt zwaar. Bovendien is het volgens de kantonrechter alles behalve zeker dat [huurder] op dit moment of in de toekomst aan deze drugsdealende vrienden weerstand kan bieden en de toegang tot zijn woning kan weigeren. Eerder had [huurder] ook al hulp, maar lukte het hem ook niet om deze vrienden en kennissen buiten zijn woning te houden.
3.8.
De kantonrechter begrijpt daarbij dat het voor [huurder] zonder vaste woonplaats lastiger is om begeleiding of behandeling te krijgen van hulpinstanties zoals Navodic Kentron. [huurder] heeft hier echter eerder ook een detox-behandeling gestart, die is geëindigd voordat het klaar was. Er is namelijk in zijn verblijf een pijpje aangetroffen, die normaal gesproken voor drugs wordt gebruikt. [huurder] wilde of kon daarna niet meewerken aan een urinecontrole. Novidic Kentron heeft daarom de behandeling geschorst. Er is niet gebleken dat deze behandeling weer op korte termijn kan worden opgepakt.
Gevolg: [huurder] moet de woning verlaten
3.9.
Als dus gekeken wordt naar alle omstandigheden van dit geval, is de kantonrechter van oordeel dat Wonenbreburg geen misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om de huurovereenkomst zelf te ontbinden en dat deze ontbinding niet disproportioneel is. Dat betekent dat [huurder] de woning moet verlaten.
3.10.
Omdat de vordering wordt toegewezen op de eerste grondslag, hoeft de vordering die is gebaseerd op de tweede grondslag verder niet besproken te worden.
Termijn van drie maanden om de woning te verlaten
3.11.
Aangezien de huurovereenkomst is ontbonden per 28 juni 2024, maakt [huurder] sinds die datum zonder geldige huurovereenkomst gebruik van het gehuurde. De vordering om de woning te ontruimen wordt daarom ook toegewezen. De kantonrechter heeft op de zitting gehoord dat het lastig is om een andere plek te vinden. De kantonrechter wil de hulpinstanties dan ook wat meer ruimte bieden om te zoeken naar een plek voor [huurder] . Daarom wordt een termijn van drie maanden toegewezen om de woning te verlaten. Deze termijn gaat in na betekening van dit vonnis.
Vergoeding per maand dat de woning nog wordt gebruikt
3.12.
De bewindvoerder moet per maand een vergoeding betalen, zolang [huurder] nog gebruik maakt van de woning en de woning nog niet op een juiste manier leeg is achtergelaten. Deze vergoeding is even hoog als de huurprijs die op dit moment zou gelden. Ook als slechts een gedeelte van de maand gebruik wordt gemaakt van de woning, geldt dat een volle maand betaald moet worden.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.13.
Wonenbreburg vordert dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Dit betekent dat Wonenbreburg het vonnis direct kan (laten) uitvoeren, als niet aan het vonnis (waaronder de veroordeling tot het verlaten van de woning) wordt voldaan. De bewindvoerder/ [huurder] kan dus niet wachten met voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als hoger beroep wordt ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist.
Proceskosten
3.14.
De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Wonenbreburg worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,17
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
737,17

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de bewindvoerder (in diens hoedanigheid van bewindvoerder over de onder bewind gestelde [huurder] ) om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] met alle spullen van [huurder] en alle personen te ontruimen en te verlaten. Hierbij moet de woning op een nette manier worden opgeleverd en moeten de sleutels van de woning worden afgeven aan Wonenbreburg;
4.2.
veroordeelt de bewindvoerder (in diens hoedanigheid van bewindvoerder over de onder bewind gestelde [huurder] ) om iedere maand een vergoeding te betalen, even hoog als de huurprijs die nu geldt, voor elke maand of gedeelte van een maand, dat de woning in bezit wordt gehouden totdat de woning is ontruimd;
4.3.
veroordeelt de bewindvoerder (in diens hoedanigheid van bewindvoerder over de onder bewind gestelde [huurder] ) in de proceskosten van € 737,17, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder/ [huurder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.4.
verklaart de veroordeling van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.

Voetnoten

1.Zie artikel 7:231 lid 2 BW, artikel 2 en 3 van de Opiumwet en artikel 13b van de Opiumwet.
2.Zie artikel 7:231 lid 2 BW.