ECLI:NL:RBZWB:2024:8480

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
C/02/428011 / FA RK 24-4953
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Gremmen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging in aanvulling op een forensisch zorgkader

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden voor betrokkene, die zich vrijwillig in een GGZ-instelling bevond. Betrokkene, geboren in 1986, had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen en verkeerde in een forensisch zorgkader. De rechtbank heeft de procedure op 11 november 2024 mondeling behandeld, waarbij betrokkene en zijn advocaat, mr. V.C. Andeweg, aanwezig waren, evenals verschillende zorgprofessionals van de GGZ-instelling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Ondanks dat betrokkene aangeeft vrijwillig in de instelling te verblijven en meewerkt aan de zorg, is er onvoldoende medewerking voor een succesvolle behandeling. De rechtbank oordeelt dat er ernstig nadeel kan ontstaan zonder de gevraagde zorgmachtiging, gezien de psychotische symptomen en het gebrek aan ziektebesef bij betrokkene. De rechtbank heeft daarom besloten om de zorgmachtiging voor een periode van drie maanden te verlenen, met specifieke vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles.

De rechtbank benadrukt dat de zorgmachtiging beperkt moet blijven tot de noodzakelijke onderdelen en dat vrijwilligheid voorop staat. De overige verzochte vormen van zorg zijn niet toegewezen, omdat de opname momenteel op vrijwillige basis plaatsvindt. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/428011 / FA RK 24-4953
Datum uitspraak: 8 november 2024
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat mr. V.C. Andeweg te Breda.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 25 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden bij [ggz-instelling] op 11 november 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, mr. V.C. Andeweg;
  • mevrouw [naam 1] , AIOS, Fivoor;
  • mevrouw [naam 2] , behandelaar, psychiater;
  • de heer [naam 3] , casemanager Fivoor.
1.3.
Tevens was de volgende persoon aanwezig, deze is echter niet gehoord;
- [naam 4] , forensisch begeleider.

2.Wat vaststaat

2.1.
De politierechter heeft in het kader van bijzondere voorwaarden toestemming verleend voor een klinische opname op 12 september 2024. Betrokkene bevindt zich momenteel, sinds 10 oktober, in het kader van die forensische titel op de FHIC bij [ggz-instelling] .

3.Het verzoek

3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden te verlenen. Betrokkene heeft bij vonnis van 14 mei 2024 onder andere een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld een proeftijd van drie jaren en algemene en bijzondere voorwaarden opgelegd gekregen. De zorg die binnen het forensische kader kan worden verleend, lijkt niet afdoende te zijn. Om de behandeling van betrokkene een goede kans van slagen te geven is er naast het forensisch kader aanvullend een zorgmachtiging vereist. Voor het slagen van de forensische behandeling blijft immers medewerking van betrokkene aan de zorg noodzakelijk en die medewerking is onvoldoende aanwezig. Een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf op het moment dat betrokkene de zorg weigert, wordt niet als opportuun gezien. Hierdoor acht de officier van justitie het passend om in aanvulling op het forensisch kader een zorgmachtiging te verzoeken.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene geeft aan dat hij vanwege de bijzondere voorwaarden bij [ggz-instelling] verblijft, maar dat hij dit wel vrijwillig doet. Betrokkene vindt een zorgmachtiging dan ook niet nodig omdat hij meewerkt met de zorg. Hij geeft wel aan tegen de medicatie te zijn, maar ze hebben een compromis kunnen vinden. Het gaat nu ook beter met hem. Tijdens de opname is hij gestabiliseerd, hij slaapt goed en is aangekomen. Ook zijn huid geneest goed. Betrokkene geeft aan slechte ervaringen te hebben gehad met eerdere ambulante begeleiding en ook reclassering denkt te negatief. Hij is het ook niet eens met de diagnose die is gesteld. Volgens betrokkene lijdt hij enkel aan PTSS en is er geen sprake van schizofrenie. Betrokkene ontkent nog last te hebben van de parasietenwaan, wat in zijn huid zat is eruit. Hij snijdt nu ook niet meer in zijn huid en hij krabt niet meer.
4.2.
De advocaat van betrokkene bepleit namens betrokkene afwijzing van het verzoek. Betrokkene zit immers vrijwillig in de accommodatie. Hij neemt daarbij zijn medicatie ook vrijwillig. De advocaat ziet bovendien dat het beter gaat met betrokkene en dat hij geen last meer heeft van de parasietwaan. Met uitzondering van PTSS kan betrokkene zich niet vinden in de gestelde diagnose. Bovendien heeft betrokkene een periode gehad waarin hij zonder zorgmachtiging niet bij de GGZ in beeld is gekomen. Hij functioneerde toen kennelijk prima. Wellicht is er bij betrokkene een behandelplafond bereikt.
Subsidiair bepleit de advocaat een korte duur van de machtiging en een beperking in de verplichte vormen van zorg die worden toegewezen. Betrokkene neemt zijn medicatie gewoon in, waardoor dit niet verplicht moeten worden. Het “uitoefenen van toezicht” wordt enkel gebruikt in combinatie met “insluiten”. Nu “insluiten” niet is verzocht dient ook het “uitoefenen van toezicht” niet te worden toegewezen. Daarnaast zijn onder meer de verplichte zorgvormen “onderzoek aan kleding of lichaam” en “onderzoek van de woon- of verblijfruimte” niet noodzakelijk vanwege de werking van art. 9:1 Wvggz. Ook in een situatie waarin art. 9:1 Wvggz niet van toepassing is zijn deze vormen van verplichte zorg niet noodzakelijk vanwege de geldende huisregels. De advocaat van betrokkene merkt op dat er een mogelijke verwarring is tussen wat er verzocht is en wat er door de behandelaren als noodzakelijk geacht wordt rondom het controleren op aanwezigheid gedragbeïnvloedende middelen.
4.3.
De AIOS geeft aan dat het beloop erg wisselvallig is, maar dat ze wel een samenwerking met betrokkene hebben bereikt. Voor de langere duur wordt een moeilijkere samenwerking verwacht omdat betrokkene en de behandelaren het niet eens worden over de stoornis van betrokkene. Dat bemoeilijkt de inname van de antipsychotica door betrokkene waardoor hij onvoldoende stabiliseert. Een aanpassing in de medicatie of een verandering in de dosis wordt door betrokkene niet geaccepteerd. Ze hebben daardoor nog weinig kunnen bereiken sinds hij is opgenomen en ze zijn met betrekking tot de medicatie weer terug bij af. Ambulante hulp inzetten na de observatieperiode is enkel mogelijk als hij voldoende gestabiliseerd is. Ze zien nog steeds drukte en een paranoïde lading. Betrokkene zoekt voortdurend de controle over zichzelf en heeft last van interne conflicten.
4.4.
De behandelaar van betrokkene geeft aan dat het psychotisch beeld bij betrokkene nog niet is vervaagd. Een zorgmachtiging is noodzakelijk, omdat er anders niets gedaan kan worden na het ontslag. Dat betrokkene beter oogt dan voorheen komt volgens de behandelaar doordat hij nu in een prikkelarme omgeving zit met veel controle. Buiten is die controle er niet. Met betrekking tot de uiting van de advocaat over het behandelplafond stelt de behandelaar dat dat niet klopt. In haar optiek is er nog niets bereikt de afgelopen weken, terwijl er sprake is van een psychotisch toestandsbeeld. Het gaat volgens de behandelaar ook niet slechts om de parasietenwaan. Gekeken dient te worden naar het totaalplaatje en daar komen ook paranoïde wanen en grootsheidswanen bij kijken. Dat gaat niet zonder medicatie verdwijnen. Tijdens de opname is het wel noodzakelijk om beperkingen aan te kunnen brengen in de vrijheid het eigen leven in te richten, zodat betrokkene in gesprek blijft met de behandelaren. Als hij geen zin heeft komt hij namelijk niet.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van drie maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. De heersende opvatting is dat een zorgmachtiging voor personen die op grond van art. 9:1 lid 2 Wvggz vrijwillig in een accommodatie verblijven bij voorkeur voor een korte duur dient te worden toegewezen.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. Betrokkene heeft namelijk schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. Bij betrokkene is er sprake van een psychotische stoornis, wanen en een stoornis in het gebruik van middelen. Daarnaast ontbreekt het betrokkene aan ziektebesef en -inzicht. De enkele ontkenning van betrokkene dat hij een psychische stoornis heeft, geeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medisch vastgestelde diagnose.
5.3.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige materiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.4.
Bij betrokkene is er sprake van persisterende paranoïde, grootsheids- en parasietenwaan. Wanneer dit laatste floreert probeert betrokkene onder meer parasieten uit zijn lichaam te werken door zijn huis open te kerven en daar baking soda met citroensap in te strooien. Daarnaast probeerde betrokkene zijn omgeving vrij te maken van parasieten door middel van chemicaliën met vuur. Dit heeft geleid tot een brand in zijn kamer. Ook was er sprake van verwaarlozing en verwaarlozing omgeving. Zijn kamer stond zo vol met spullen dat de vluchtweg geblokkeerd was. Ten slotte was er sprake van maatschappelijke teloorgang.
5.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
5.6.
Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Betrokkene verblijft op het moment vrijwillig in de accommodatie. Er is echter meer medewerking nodig van betrokkene om de behandeling te laten slagen. Betrokkene is er van overtuigd geen psychiatrische zorg nodig te hebben, maar slechts lichamelijke. Hij weigert pertinent evaluatie over zijn medicatie waardoor aanpassing niet mogelijk is. Uit de behandelgeschiedenis van betrokkene blijkt dat gesprekken over ophoging of verandering van medicatie op veel weerstand duiden. Een aanvullende zorgmachtiging is daarom naast het forensisch kader noodzakelijk om betrokkene die vormen van zorg verplicht te kunnen bieden. De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, de visie van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat in ieder geval de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
- het beperken van de bewegingsvrijheid.
De overige verzochte vormen van zorg zullen niet worden toegewezen. Het uitgangspunt van de Wvggz is dat vrijwilligheid voorop staat. De opname geschiedt op dit moment op vrijwillige basis. Bij voorkeur moet het voorkomen worden dat er onduidelijkheid bestaat met betrekking tot de grond van titel waarmee betrokkene in de accommodatie verblijft. In dit geval is betrokkene opgenomen op strafrechtelijke titel. Daarnaast is de heersende opvatting dat een zorgmachtiging in dit soort gevallen beperkt moet worden tot uitsluitend de strikt noodzakelijke aanvullende onderdelen.
Dit leidt ertoe dat de overige verzochte vormen van verplichte zorg, die ingevolge artikel 9:1 lid 2 artikel 9:9, artikel 8:14 en artikel 8:15 Wvggz al met betrekking tot betrokkene kunnen worden toegepast, niet zullen worden toegewezen. Omdat “controleren op aanwezigheid gedragbeïnvloedende middelen” volgens de behandelaar nodig is om het gesprek met betrokkene over zijn drugsgebruik te kunnen aangaan, wijst de rechtbank deze vorm van verplichte zorg niet toe. Onder deze vorm vallen namelijk de controles zoals een ademtest en urinecontroles. Gesprekken voeren met Fivoor valt onder de vorm “aanbrengen beperkingen de vrijheid het eigen leven in te richten”.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in paragraaf 5.6 kunnen worden getroffen;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
8 februari 2025;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2024 door mr. Gremmen, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier en op schrift gesteld op 20 november 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.