Uitspraak
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
1.Het verloop van de procedure
- de vader, bijgestaan door mr. De Haan;
- mr. Schuerman namens de moeder;
- twee vertegenwoordigsters namens de GI;
- een vertegenwoordigster namens de Raad.
2.De feiten
3.De verzoeken en de onderbouwing daarvan
4.De standpunten van de belanghebbenden en het advies van de Raad
5.De beoordeling
-terVerordening (nr. 2019/1111). In dit geval dient vervolgens te worden gekeken naar het HKBV ’96. Uit artikel 7, eerste lid HKBV ’96 volgt dat, in geval van ongeoorloofd overbrengen of niet doen terugkeren van een kind, de autoriteiten van de Verdragsluitende staat waarin het kind onmiddellijk voor de overbrenging of het niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had, bevoegd blijven, totdat het kind een gewone verblijfplaats heeft verworven in een andere Staat en (kort gezegd) de gezagdrager - in dit geval de vader - heeft berust in de ongeoorloofde overbrenging, dan wel er geen verzoek tot terugkeer is ingediend binnen een jaar nadat de verblijfplaats bekend is geworden en het kind inmiddels in de nieuwe verblijfplaats is geworteld. Nu er een redelijk vermoeden bestaat dat de moeder samen met [minderjarige] , zonder de toestemming van de vader als medegezaghebbende ouder van [minderjarige] , naar Marokko is gereisd en zij daar momenteel nog steeds verblijven, is er sprake van een ongeoorloofde overbrenging van het kind. De vader heeft zich niet berust in de overbrenging en de huidige verblijfplaats van [minderjarige] is (nog) niet bekend. Gelet hierop acht de kinderrechter zich op grond van voormeld artikel internationaal bevoegd om kennis te nemen van de verzoeken in deze zaak en daarop te beslissen.
terVerordening.
uiterlijk een week voorafgaand aan de hierna te noemen mondelinge behandelingeen (kort) schriftelijk verslag te overleggen met daarin een weergave van de actuele stand van zaken, en haar standpunt kenbaar te maken over het resterende deel van het verzoek. Het resterende deel van het verzoek zal dan wederom gelijktijdig (nader) mondeling worden behandeld met de verzoeken van de vader over gezag, hoofdverblijf, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en kinderalimentatie (in de zaken C/02/389086 / FA RK 21-4005, C/02/427163 / FA RK 24-4546 en C/02/427670 / FA RK 24-4798).
6.beslissing
[datum] februari 2025 om [uur], bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, in de persoon van mr. Sumner, aan de Stationslaan 10, 4815 GW, teneinde gelijktijdig mondeling te behandelen met de verzoeken van de vader tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, vaststelling/wijziging hoofdverblijf alsmede wijziging ouderlijk gezag en wijziging kinderalimentatie (in de zaken C/02/389086 / FA RK 21-4005, C/02/427163 / FA RK 24-4546 en C/02/427670 / FA RK 24-4798);
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.