ECLI:NL:RBZWB:2024:8495
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- mr. Van der Burgt
- Rechtspraak.nl
Tekortkoming in administratieplicht door administratiekantoor en onrechtmatige daad
In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Loonstein, en een administratiekantoor, vertegenwoordigd door mr. G.W.L. den Haan. De eiser vorderde schadevergoeding van het administratiekantoor, stellende dat het kantoor tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst door zijn administratie niet volledig aan hem te overhandigen. De eiser, die zelf administratieplichtig is volgens de artikelen 52 en 53 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr), stelde dat hij door de tekortkoming schade had geleden, omdat hij zijn administratie niet kon overleggen voor het verkrijgen van een bijstandsuitkering en het huren van een woning. Hij vorderde een schadevergoeding van € 7.500,00, inclusief immateriële schade.
De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de eiser zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. De rechter concludeerde dat het administratiekantoor niet tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, omdat de eiser zelf verantwoordelijk was voor zijn administratie en niet had aangetoond dat het kantoor de administratie had vernietigd. De kantonrechter wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van € 813,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de administratieplichtige en de noodzaak voor eiser om zijn claims met concrete feiten te onderbouwen. De rechter heeft de argumenten van het administratiekantoor, dat stelde dat de eiser zelf de documenten had aangeleverd en dat hij verantwoordelijk bleef voor zijn eigen administratie, gevolgd.