AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Opleggen van onderzoek naar rijvaardigheid en schorsing van rijbewijs
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 25 april 2024, waarin haar een onderzoek naar de rijvaardigheid werd opgelegd en haar rijbewijs werd geschorst. De rechtbank behandelt de zaak na een zitting op 8 november 2024, waar zowel eiseres als de gemachtigde van het CBR, mr. J.A. Launsbach, aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het CBR terecht het vermoeden had dat eiseres niet over de vereiste rijvaardigheid beschikte, gebaseerd op een incident op 8 december 2023 waarbij eiseres tegen de rijrichting in reed. De rechtbank oordeelt dat de verkeerssituatie duidelijk was en dat eiseres een verkeerde kijktechniek hanteerde, wat leidde tot het opleggen van het onderzoek. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het CBR het onderzoek en de schorsing van het rijbewijs terecht heeft opgelegd. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.
Voetnoten
1.Artikel 130, eerste lid, van de WVW.
2.Artikel 2, eerste lid, van de Regeling.
3.Artikel A, onder II, onder II.1, onder f, van de bijlage bij de Regeling.
4.Artikel A, onder II, onder II.2, onder a, van de bijlage bij de Regeling.
5.Artikel 131, eerste lid, aanhef en onder b, van de WVW.
6.Artikel 23, derde lid, onder a, van de Regeling.
8.Artikel 130, derde lid, in samenhang met artikel 131, tweede lid, onder a, van de WVW.
9.Artikel 6 van de Regeling.