In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 januari 2024 een nadere beschikking gegeven over een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2007. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Schouwen-Duiveland, dat zich bezighoudt met de zorg voor de minderjarige. De kinderrechter heeft de ouders van de minderjarige als belanghebbenden aangemerkt, maar de moeder was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft de minderjarige, bijgestaan door zijn advocaat, gehoord over zijn situatie en de zorgen die er zijn over zijn ontwikkeling. De minderjarige heeft positieve stappen gezet, maar er zijn nog steeds ernstige zorgen over zijn gedrag en de mogelijkheid dat hij zich aan de jeugdhulp onttrekt.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er eerder spoedmachtigingen zijn verleend, maar dat de situatie van de minderjarige nog niet voldoende is verbeterd om de gesloten plaatsing op te heffen. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten jeugdhulp onderbouwd met verwijzingen naar de Jeugdwet, die stelt dat een machtiging alleen kan worden verleend als er ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen zijn. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlengen van 6 januari 2024 tot 6 april 2024, met de mogelijkheid om de situatie van de minderjarige opnieuw te evalueren.
De kinderrechter heeft benadrukt dat de ontwikkeling van de minderjarige en zijn medewerking aan de benodigde onderzoeken bepalend zullen zijn voor de toekomst. Er moet duidelijkheid komen over zijn perspectief en de mogelijkheden voor een veilige vervolgplek. De kinderrechter heeft de betrokken partijen aangespoord om samen te werken aan een oplossing die in het belang van de minderjarige is.