ECLI:NL:RBZWB:2024:850

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
C/02/414505 / JE RK 23-1749
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in de zaak van het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Schouwen-Duiveland

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 januari 2024 een nadere beschikking gegeven over een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2007. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Schouwen-Duiveland, dat zich bezighoudt met de zorg voor de minderjarige. De kinderrechter heeft de ouders van de minderjarige als belanghebbenden aangemerkt, maar de moeder was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft de minderjarige, bijgestaan door zijn advocaat, gehoord over zijn situatie en de zorgen die er zijn over zijn ontwikkeling. De minderjarige heeft positieve stappen gezet, maar er zijn nog steeds ernstige zorgen over zijn gedrag en de mogelijkheid dat hij zich aan de jeugdhulp onttrekt.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er eerder spoedmachtigingen zijn verleend, maar dat de situatie van de minderjarige nog niet voldoende is verbeterd om de gesloten plaatsing op te heffen. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten jeugdhulp onderbouwd met verwijzingen naar de Jeugdwet, die stelt dat een machtiging alleen kan worden verleend als er ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen zijn. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlengen van 6 januari 2024 tot 6 april 2024, met de mogelijkheid om de situatie van de minderjarige opnieuw te evalueren.

De kinderrechter heeft benadrukt dat de ontwikkeling van de minderjarige en zijn medewerking aan de benodigde onderzoeken bepalend zullen zijn voor de toekomst. Er moet duidelijkheid komen over zijn perspectief en de mogelijkheden voor een veilige vervolgplek. De kinderrechter heeft de betrokken partijen aangespoord om samen te werken aan een oplossing die in het belang van de minderjarige is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/414505 / JE RK 23-1749
Datum uitspraak: 5 januari 2024
nadere beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE SCHOUWEN-DUIVELAND, zetelende te Zierikzee,
hierna te noemen: het college,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] , [land] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat mr. H. Goedegebure te Middelburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 5 oktober 2023, met de daarin genoemde stukken;
  • de door het college toegestuurde aanvullende stukken, ingekomen bij de rechtbank op 19 december 2023;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 22 december 2023;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 december 2023;
1.2.
Op 5 januari 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak nader met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de vader, bijgestaan door [naam 1], tolk in de taal Tigrinja;
- een vertegenwoordigster namens het college.
Hoewel juist opgeroepen is de moeder niet verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter op 27 december 2023. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. [minderjarige] was zelf ook aanwezig bij de mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 16 september 2023 is de spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp afgewezen, omdat de gekwalificeerde gedragswetenschapper niet had ingestemd met de gesloten plaatsing van [minderjarige] .
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 22 september 2023 is een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 22 september 2023 en tot 6 oktober 2023.
2.4.
Bij beschikking van 5 oktober 2023 heeft de kinderrechter, voor zover hier van belang, een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 6 oktober 2023 en tot 6 januari 2024. Op basis van deze beschikking verblijft [minderjarige] bij [jeugdhulp] te [locatie], hierna: [jeugdhulp].

3.Het verzoek

3.1.
Het college verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
3.2.
Ter beoordeling ligt nog voor het resterende verzoek van het college voor een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven met ingang van 6 januari 2024 en tot 6 april 2024.
3.3.
De gedragswetenschapper dhr. [naam 2] stemt in met het verzoek.

4.De standpunten

4.1.
Het college legt aan het verzoek ten grondslag dat er positieve stappen zijn gezet, maar dat deze positieve ontwikkeling nog erg kwetsbaar is. [minderjarige] doet zijn best en op school gaat het goed, maar er zijn ook nog zorgen. Tijdens zijn laatste verlof heeft hij ervoor gekozen om weg te lopen. Hij is vervolgens mishandeld en kiest ervoor om geen aangifte te doen. Wel is hij uiteindelijk op eigen initiatief weer teruggekeerd. Ook heeft hij onlangs een positieve urinecontrole gehad en wordt er de laatste tijd zorgelijk gedrag waargenomen op de groep. Het college begrijpt dat [minderjarige] duidelijkheid nodig heeft over zijn perspectief en dat er aandacht moet zijn voor onderzoek naar de oorzaken van zijn gedrag. De gedragswetenschapper van [jeugdhulp] gaat met dit laatste punt aan de slag en in januari/februari 2024 zal er meer duidelijkheid volgen over de vraag of er nadere therapie nodig is. Daarbij wordt benoemd dat de structuur en duidelijkheid op de groep al gezien kan worden als een groot deel van de behandeling van [minderjarige] . De insteek was om te starten met MST bij de ouders thuis, maar zij kunnen zich hier niet mee verenigen omdat het een te grote weerslag zal hebben op hun leven. Er zal onderzocht worden of [minderjarige] bij zijn broer in [plaats] kan wonen of op een open groep.
4.2.
[minderjarige] vindt het allemaal te lang duren. Hij doet zijn best en het gaat goed, zowel op school als op de groep. Hij vindt een verlenging van drie maanden dan ook erg lang, hij heeft liever een of twee maanden verlenging. Hij heeft het gevoel dat hij op de groep niets zit te doen, nu hij niets meer te leren heeft. Hij wordt strenger behandeld dan anderen en hij voelt zich niet veilig op de groep wegens uitlatingen die de groepsleiding naar hem doet. Hij benoemt hierbij dat hij geen middelen heeft gebruikt, dus dat de urinecontrole een foutieve uitslag heeft gegeven. [minderjarige] wil het liefste naar zijn broer in [plaats] of anders op een open groep wonen. Hij heeft behoefte aan duidelijkheid hierover en dat zal ervoor zorgen dat zijn positieve ontwikkeling voortgezet wordt. Namens hem wordt er ook aangegeven dat er in de rapportages wordt gesproken over zijn gedrag, maar dat er niet wordt gekeken naar de oorzaak hiervan. Ook hier moet duidelijkheid over komen. [minderjarige] is gestopt met blowen en is nu een stuk rustiger. Zijn gedrag is verbeterd, maar het is niet bekend of zijn eerdere zorgelijke gedrag enkel veroorzaakt werd door het blowen. Hoewel de raadsman begrijpt dat er een verlenging van drie maanden wordt verzocht, heeft [minderjarige] dus liever een kortere verlenging.
4.3.
De vader heeft verklaard dat gesteld wordt dat [minderjarige] een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, maar dat hij dat anders ziet. Toen [minderjarige] weer thuis kwam op verlof is het misgegaan. Hij wil anderen laten geloven dat hij is veranderd, maar dat is hij niet. Hij heeft nog geen inzicht in zijn eigen daden en gedrag en dat is wel nodig. Natuurlijk willen hij en de moeder dat [minderjarige] thuis komt, maar dat is op deze manier niet mogelijk. De vader staat dan ook achter het verzoek. Hij en de moeder maken zich grote zorgen als hij straks achttien jaar is en hij zo door zou gaan, dan kan hij voor nog grotere problemen komen te staan. De vader zou het fijn vinden als hij en de moeder in kennis worden gesteld van de bevindingen naar aanleiding van onderzoeken.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.2.
De zaak stond gepland voor de mondelinge behandeling van 27 december 2023. De moeder en mr. Goedegebure, advocaat van [minderjarige] , waren niet verschenen. Er is getracht contact te leggen met mr. Goedegebure, maar zonder positief resultaat. Omdat de zaak niet behandeld kan worden zonder de advocaat van [minderjarige] , is de zaak aangehouden.
5.3.
De zaak is vervolgens behandeld op 5 januari 2024. Tijdens deze mondelinge behandeling is het verzoek besproken en hebben de aanwezigen hun mening kenbaar kunnen maken. Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat [minderjarige] positieve stappen heeft gezet, maar dat hij er nog niet is. Dat blijkt onder andere uit de situatie dat hij is weggelopen toen hij met verlof was, waarna hij kennelijk in een gevaarlijke situatie terecht is gekomen. Ook is er onlangs weer sprake geweest van een positieve urinecontrole en zorgelijk gedrag op de groep. De ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] zijn dus nog niet weggenomen.
5.4.
[minderjarige] heeft behoefte aan duidelijkheid over zijn perspectief en die behoefte wordt door alle betrokkenen onderschreven. Eerder werd ingezet op een thuisplaatsing met inzet van de MST, maar nu dat niet mogelijk blijkt zal er bezien moeten worden of [minderjarige] bij zijn broer in [plaats] kan gaan wonen zoals hij graag wil, of dat bijvoorbeeld een open groep mogelijk is. Deze opties moeten onderzocht worden. Daarnaast moet nader onderzocht worden waar het gedrag van [minderjarige] vandaan komt en of nadere therapie voor hem nodig is. Er zijn dus nog stappen te zetten, waardoor het gesloten kader op dit moment nog niet losgelaten kan worden. Gelet op de zorgen die er zijn moet er eerst duidelijkheid verkregen worden over het gedrag van [minderjarige] , de benodigde hulpverlening en een veilige vervolgplek voor hem, alvorens de strikte kaders van de gesloten plaatsing losgelaten kunnen worden. Gebleken is immers dat meer vrijheid risico’s met zich meebrengt en het [minderjarige] onlangs in ieder geval niet is gelukt om in een dergelijke situatie de juiste keuze te maken. De kinderrechter vindt een voortzetting van de machtiging gesloten jeugdhulp daarom noodzakelijk en acht een minder ingrijpende maatregel niet geschikt, waardoor de machtiging gesloten jeugdhulp zal worden verleend voor drie maanden.
5.5.
De kinderrechter benadrukt dat het gedrag van [minderjarige] voor een groot deel mede bepalend zal zijn voor de stappen die genomen kunnen worden. Als hij zijn positieve ontwikkeling voortzet, goed gedrag laat zien en meewerkt aan onderzoeken die nodig worden bevonden, zal er sneller duidelijkheid verkregen worden over mogelijkheden en kan daar naar gehandeld worden. Logischerwijs zal een doorplaatsing opgebouwd moeten worden, waarbij eerst verlof wordt uitgebreid om te bezien of [minderjarige] zich aan afspraken kan houden en de situatie voor eenieder veilig genoeg is om de volgende stap te zetten.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 6 januari 2024 tot 6 april 2024.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2024 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van Ginneke, griffier, en op schrift gesteld op 19 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.