Op 5 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die de gecertificeerde instelling is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] onder toezicht is gesteld tot 27 juli 2024 en dat er eerder een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend tot 27 januari 2024. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de zus van [minderjarige] aanwezig was, maar de ouders niet. Tijdens de behandeling is de mening van [minderjarige] besproken, die niet fysiek aanwezig was maar haar standpunt schriftelijk had verwoord.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van [minderjarige]. De kinderrechter heeft opgemerkt dat [minderjarige] momenteel in een netwerkpleeggezin verblijft, waar zij vooruitgang boekt in haar EMDR-therapie, ondanks dat zij aangeeft dat deze therapie niet bij haar past. Er zijn zorgen over haar emotionele reacties en de impact van de therapie op haar eet- en slaappatroon. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [minderjarige] op haar huidige plek kan blijven, zodat haar ontwikkeling en behandeling kunnen voortzetten.
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 27 juli 2024 en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er aandacht moet zijn voor de toekomstige situatie van [minderjarige], aangezien zij dit jaar achttien jaar zal worden. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2024.