ECLI:NL:RBZWB:2024:8512
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in het kader van een belastingaanslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 12 december 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 7 november 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een hoekwoning gelegen op [adres 1], vastgesteld op € 344.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en stelde dat de waarde op de waardepeildatum maximaal € 292.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 31 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende niet aanwezig was, ondanks een correcte uitnodiging.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde aannemelijk heeft gemaakt aan de hand van een taxatiematrix en een taxatierapport, waarin de waarde van de woning werd vergeleken met referentiewoningen. De rechtbank oordeelt dat de argumenten van de belanghebbende, waaronder de gedateerde staat van de woning, niet voldoende zijn om de vastgestelde waarde te weerleggen. De rechtbank stelt vast dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is. Dit betekent dat zowel de WOZ-waarde als de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.