ECLI:NL:RBZWB:2024:8514

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
24/3457
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, die op 14 maart 2024 een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. De naheffingsaanslag, met een totaalbedrag van € 62,38, is opgelegd omdat de auto van belanghebbende op 24 februari 2024 omstreeks 14:05 uur geparkeerd stond aan de Havendijk te Tilburg zonder dat parkeerbelasting was voldaan. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in beroep ging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek schriftelijk is gesloten. Belanghebbende betwistte de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag, stellende dat aan de Havendijk geen betaald parkeren van toepassing was. Hij voerde aan dat hij een verkeersbord had gezien dat aangaf dat de zone voor betaald parkeren eindigde. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende bij het inrijden van de Prinsenhoeven het bord 'betaald parkeren' heeft gepasseerd en dat het verkeersbord waar hij naar verwijst niet aangeeft dat de parkeerzone is geëindigd.

De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat belanghebbende niet voldoende heeft aangetoond dat hij niet verplicht was om parkeerbelasting te betalen. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de naheffingsaanslag gehandhaafd blijft. De uitspraak is gedaan door mr. T. Peters op 12 december 2024 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/3457

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 14 maart 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [nummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 1 november 2024 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. De auto met [kenteken] stond op 24 februari 2024 omstreeks 14:05 uur geparkeerd aan de Havendijk te Tilburg. Tijdens een controle op voornoemde datum en tijd is door parkeercontroleurs geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.
2.1.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 62,38 bestaande uit een bedrag aan belasting van € 1,00 en € 61,38 aan kosten van de naheffingsaanslag.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader van de rechtbank
5. Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en het gelijkluidende artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2024 (hierna: de Verordening) wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
5.1.
Volgens artikel 8 van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2024 en artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit Betaald parkeren 2024-1 is de locatie Havendijk te Tilburg door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
Beroepsgrond belanghebbende
6. Belanghebbende stelt dat aan de Havendijk geen betaald parkeren van toepassing is en dat hij om deze reden geen parkeerbelasting verschuldigd was. Belanghebbende is dan ook van mening dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan hem is opgelegd. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft belanghebbende foto's van de straat overgelegd, waarop een bord te zien is dat volgens belanghebbende zou aangeven dat de zone waar betaald parkeren geldt, eindigt.
6. Belanghebbende heeft gesteld dat toen hij de Prinsenhoeven inreed, hij een parkeerzone inreed. Vervolgens sloeg hij linksaf de Havendijk in en zag op de hoek van de Havendijk het verkeersbord, bord E01ZE, einde parkeerzone staan. Om deze reden is belanghebbende de mening toegedaan dat hij bij het parkeren van de auto aan de Havendijk geen parkeerbelasting verschuldigd was. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft belanghebbende foto's van het begin van de Havendijk overgelegd, waarop een bord te zien is dat volgens belanghebbende zou aangeven dat de zone waar betaald parkeren geldt, eindigt.
Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
7. Niet in geschil is dat de auto van belanghebbende op 24 februari 2024 geparkeerd stond aan de Havendijk te Tilburg. In geschil is of het voor belanghebbende voldoende duidelijk was dat hij ter plaatse parkeerbelasting verschuldigd was. De rechtbank oordeelt als volgt.
8. De heffingsambtenaar stelt dat belanghebbende bij het inrijden van de Prinsenhoeven het zonebord 'betaald parkeren' (BW112) is gepasseerd. Volgens de heffingsambtenaar is er op de route naar de Havendijk geen bord aanwezig dat het einde van de betaalde parkeerzone aangeeft, zoals bijvoorbeeld het E-101ZE of E-102ZE bord.
9. De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank constateert dat belanghebbende in zijn beroepschrift zelf heeft bevestigd dat hij bij het inrijden van de Prinsenhoeven het bord ‘betaald parkeren’ (BW112) heeft gepasseerd en heeft gezien.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat het verkeersbord waar belanghebbende naar verwijst en waar hij een foto van heeft overgelegd niet aanduidt dat de zone waarvoor betaald parkeren geldt daarmee is geëindigd. Het verkeersbord waar belanghebbende naar verwijst, duidt aan dat een eerder geldend parkeerverbod wordt opgeheven. [1] Belanghebbende heeft het door hem waargenomen verkeersbord dus verkeerd begrepen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het standpunt van belanghebbende niet kan leiden tot vernietiging van de naheffingsaanslag. De naheffingsaanslag is naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht opgelegd.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd en gehandhaafd blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van M.M.I. Saris, griffier, op 12 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Zie de toelichting in bijlage 11 van het verweerschrift.