Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
(ondertoezichtstelling [minderjarige 2] )
(uithuisplaatsing [minderjarige 1] )
(verlenging ondertoezichtstelling en
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
1.Het verloop van de procedure
JE RK 23-2200
- het tijdens de mondelinge behandeling door mr. Serrarens overgelegde stuk.
- het tijdens de mondelinge behandeling door mr. Serrarens overgelegde stuk.
2.De feiten
3.Het verzoekJE RK 23-2200
4.De standpunten
De betrokkenheid van de GI vanuit het gedwongen kader blijft nodig om het komend jaar te kijken naar de rol van de ouders in het leven van [minderjarige 1] , de ontwikkeling van [minderjarige 1] in de gaten te blijven houden en hem waar nodig te motiveren voor hulpverlening. Hierbij is het voor [minderjarige 1] belangrijk om duidelijkheid te ervaren en zittingen brengen hem onrust. Daarom blijft de GI bij een termijn van twaalf maanden.
Ook voor [minderjarige 2] is een verlenging van de ondertoezichtstelling nog nodig. Het gaat dan met name om zorgen over zijn identiteitsontwikkeling, omdat hij geruime tijd geen contact heeft gehad met zijn vader. Nu is er sinds half december 2023 contact tussen de vader en [minderjarige 2] , maar dat is nog pril en dat moet gemonitord worden. De GI kan zich vinden in een verlenging voor de duur van zes maanden, om zo een tussentijds toetsingsmoment te creëren.
Ten aanzien van [minderjarige 2] voert de moeder wel verweer. Er is geen noodzaak voor de ondertoezichtstelling. De zorgen die er waren zijn er niet meer. De omgang met de vader kan via het Uniform Hulpaanbod vanuit de bodemprocedure worden begeleid, daar is geen ondertoezichtstelling voor nodig. Namens de moeder wordt daarom gevraagd het verzoek ten aanzien van [minderjarige 2] af te wijzen, dan wel slechts toe te wijzen voor een half jaar.
5.De beoordeling
9 juli 2024 PRO FORMA. Aan de GI wordt verzocht om uiterlijk op genoemde pro forma datum te rapporteren over het verloop van de ondertoezichtstelling en of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd. Indien dat het geval is en een mondelinge behandeling wordt gewenst, dan zal deze gepland worden vóór 27 augustus 2024 en indien mogelijk tegelijk met de bodemprocedure die tussen de ouders loopt.
6.De beslissing
9 juli 2024 PRO FORMA, met het verzoek aan de GI om dan te rapporteren over het verloop van de ondertoezichtstelling en of het verzoek wordt gehandhaafd;
JE RK 23-2210
JE RK 23-2211