ECLI:NL:RBZWB:2024:8528

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
C/02/427161 / FA RK 24-4545
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator voor minderjarige in vaderschapskwestie

Op 13 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de benoeming van een bijzondere curator voor een minderjarige, geboren in 2010. De minderjarige, die in een gezinshuis woont, heeft de kinderrechter verzocht om vaststelling van zijn vaderschap, aangezien hij niet weet wie zijn vader is. De kinderrechter heeft op 30 oktober 2024 gesproken met de minderjarige en op 3 december 2024 vond er een mondelinge behandeling plaats waarbij de moeder en een vertegenwoordigster van de Stichting Jeugdbescherming Brabant aanwezig waren. De moeder steunt de wens van de minderjarige om te weten wie zijn vader is en heeft hem geholpen met het schrijven van een brief aan de kinderrechter.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige op grond van artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek vertegenwoordigd moet worden door een bijzondere curator. De kinderrechter heeft mr. [de bijzondere curator], advocaat te [plaats 2], benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige. De bijzondere curator moet binnen acht weken verslag uitbrengen over haar bevindingen en een standpunt innemen over de vraag van de minderjarige. De kinderrechter heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot 11 februari 2025, in afwachting van het verslag van de bijzondere curator. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Vos.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
zaaknummer: C/02/427161 / FA RK 24-4545
datum uitspraak: 13 december 2024
beschikking van de kinderrechter over de benoeming van een bijzondere curator
in de zaak van:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2010,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
wonende te [woonplaats 1] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna: de gecertificeerde instelling (GI),
locatie Etten-Leur.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Welke documenten heeft de kinderrechter en wat is er gebeurd?

1.1
Tot de stukken behoren:
- de op 2 oktober 2024 ontvangen brief van [minderjarige] ;
- de e-mailberichten van de moeder van 7 en 8 november 2024.
1.2
De kinderrechter heeft op 30 oktober 2024 gesproken met [minderjarige] .
1.3
Vervolgens heeft er op 3 december 2024 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.4
Volledigheidshalve merkt de kinderrechter op dat de moeder digitaal, via MS-Teams, bij de mondelinge behandeling aanwezig was.
1.5
Hoewel de kinderrechter specifiek de voogd van [minderjarige] , mevrouw [naam] , heeft opgeroepen, kon zij niet bij de mondelinge behandeling aanwezig zijn. Een collega van haar heeft waargenomen.

2.De feiten

2.1
Bij beschikking van rechtbank Den Haag van 28 augustus 2015 is het gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd en is de GI benoemd tot voogdes over [minderjarige] .
2.2
[minderjarige] woont in een gezinshuis te [woonplaats 1] .
2.3
[minderjarige] weet niet wie zijn vader is.

3.De vraag van [minderjarige]

3.1
In zijn brief vraagt [minderjarige] de kinderrechter of mr. [de bijzondere curator] als bijzondere curator over hem wordt benoemd.
3.2
In zijn brief en tijdens het gesprek met de kinderrechter geeft [minderjarige] , samengevat, aan dat hij wil weten wie zijn vader is. Hij wil dit hebben vastgesteld. [minderjarige] weet alleen dat de vader in [plaats 1] woont en hij geen contact wil met [minderjarige] . Dit kwam bij een eerdere procedure aan het licht. Volgens [minderjarige] heeft de moeder eerder geprobeerd om een vaderschapsactie in te stellen, maar achtte de GI dit niet in het belang van [minderjarige] . [minderjarige] wil graag dat mr. [de bijzondere curator] als bijzondere curator over hem wordt benoemd, zodat het vaststellen van het vaderschap in gang kan worden gezet.

4.De standpunten van de GI en de moeder

4.1
De vertegenwoordigster van de GI, die namens de voogd van [minderjarige] het woord voert, verklaart dat er in 2019 ook een traject is gestart ter zake van het vaststellen van het vaderschap. De moeder heeft het verzoek niet binnen de termijn ingediend. De bijzondere curator die destijds over [minderjarige] is benoemd, achtte een verdere voortgang van die procedure niet in het belang van [minderjarige] . De GI was het daarmee eens. In die tijd was [minderjarige] onrustig, mede door een overplaatsing en heeft het verzoek van de vrouw niet overgenomen. Inmiddels is de situatie gewijzigd en vraagt [minderjarige] actief naar zijn vader. Zijn wens om het vaderschap vast te stellen kan de GI ondersteunen. De GI heeft geen bezwaar tegen de benoeming van de door [minderjarige] voorgestelde bijzondere curator.
4.2
De moeder brengt, kort samengevat, naar voren dat zij het belangrijk vindt dat [minderjarige] weet wie zijn vader is. [minderjarige] wordt binnenkort 15 jaar en hij heeft vragen over wie zijn vader is. Omdat de moeder zelf geen procedure meer kon starten, maar zij [minderjarige] wel wilde steunen in zijn wens, heeft zij hem geholpen met het schrijven van een brief aan de kinderrechter. Volgens de moeder heeft [minderjarige] het recht om te weten wie zijn vader is.

5.De beoordeling

Wat zegt de wet?
5.1
[minderjarige] heeft de kinderrechter een brief geschreven, de zogenaamde ‘informele rechtsingang’. Een minderjarige is geen zelfstandige procespartij in procedures, maar kan dus wel op deze manier iets vragen aan de kinderrechter.
5.2
Omdat de vraag van [minderjarige] betrekking heeft op zijn afstamming moet hij op grond van artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) worden vertegenwoordigd door een bijzondere curator.
Wat vindt je kinderrechter?
5.3
[minderjarige] heeft de kinderrechter expliciet gevraagd om mr. [de bijzondere curator] als bijzondere curator over hem te benoemen. De kinderrechter alsook de GI en de moeder steunen die wens. De griffier heeft contact gehad met mr. [de bijzondere curator] , waarna zij heeft aangegeven bereid te zijn als bijzondere curator op te treden.
5.4
De kinderrechter zal daarom mr. [de bijzondere curator] , advocaat kantoorhoudende te [plaats 2] , als bijzondere curator over [minderjarige] benoemen.
5.5
De bijzondere curator dient binnen acht weken na heden de rechtbank schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en daarbij een standpunt over de vraag van [minderjarige] in te nemen. Van belang is dat wordt bekeken of er in het belang van [minderjarige] een vaderschapsactie noodzakelijk is. Ook zou de kinderrechter graag van de bijzondere curator horen of zij een DNA-onderzoek noodzakelijk vindt. De kinderrechter merkt op dat zij met het stellen van een termijn van acht weken afwijkt van de gebruikelijk te hanteren termijn van vier weken. De kinderrechter heeft rekening gehouden met de aanstaande feestdagen en de zittingsruimte bij de rechtbank.
5.6
Volledigheidshalve merkt de kinderrechter nog op dat zij de haar beschikbare informatie, zoals bij de mondelinge behandeling door de GI is overhandigd, aan de bijzondere curator zal doen toekomen. Een en ander in de hoop het proces voor de bijzondere curator te vergemakkelijken.
Brief aan [minderjarige]
5.7
De kinderrechter vindt het belangrijk om [minderjarige] een brief te sturen met uitleg over de beslissing. In die brief, welke naar het e-mailadres van [minderjarige] wordt gestuurd, leest hij het volgende.
Beste [minderjarige] ,
Jij hebt de kinderrechter een brief gestuurd waarin je aangeeft dat je wilt weten wie jouw vader is. Hierover heb je ook met de kinderrechter gepraat op 30 oktober 2024. De kinderrechter heeft van jou begrepen dat je wilt dat mevrouw [de bijzondere curator] tot bijzondere curator over jou wordt benoemd. De kinderrechter heeft hierover ook gepraat met je moeder en met een collega van je voogd [naam] . De kinderrechter heeft goed naar iedereen geluisterd. In deze brief lees je wat er verder gaat gebeuren.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat er naar je wens wordt geluisterd. Het is begrijpelijk dat je wilt weten wie je vader is. Ook je moeder en je voogd begrijpen je vraag. De kinderrechter zal mevrouw [de bijzondere curator] benoemen tot bijzondere curator over jou. Zij zal kijken of het in jouw belang is om verder te gaan met jouw vraag. De kinderrechter heeft mevrouw [de bijzondere curator] gevraagd hierover een verslag te schrijven.
Mevrouw [de bijzondere curator] zal aan jou uitleggen hoe het nu verder aat. Zij zal contact met jou opnemen. Als je vragen hebt over deze brief, dan kun je daarvoor terecht bij mevrouw [de bijzondere curator] of je voogd mevrouw [naam] .
Met vriendelijke groet, namens de kinderrechter,
De griffier

6.De beslissing

6.1
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarige
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2010,
mr. [de bijzondere curator] ,advocaat te [plaats 2] ;
6.2
verzoekt de bijzondere curator binnen acht weken na de datum van deze beschikking schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en daarbij een standpunt over de vraag van [minderjarige] in te nemen;
6.3
houdt de verdere behandeling van de vraag van [minderjarige] aan tot
11 februari 2025 PRO FORMA, in afwachting van het verslag van de bijzondere curator;
6.4
bepaalt dat de mondelinge behandeling van de vraag van [minderjarige] , met gesloten deuren, zal plaatsvinden op
[datum] 2025 om [uur], in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10 te Breda , bij behandelend rechter mr. Van Triest,
6.5
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor de mondelinge behandeling voor de voogd van [minderjarige] en de bijzondere curator;
6.6
bepaalt dat de moeder van [minderjarige] als informant voor de mondelinge behandeling moet worden opgeroepen;
6.7
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024 in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.