Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in drie beroepen tegen verkeersboetes die aan de betrokkene waren opgelegd. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die de boetes ongegrond had verklaard. De gedragingen waarvoor de boetes waren opgelegd, betroffen het negeren van een rood verkeerslicht en het niet volgen van de voorsorteerstrook op 26 augustus 2022 in Breda. Tijdens de zitting is de officier van justitie vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, maar de betrokkene en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.
De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedragingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Er was onvoldoende onderbouwing van de verbalisant over de reden waarom er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boetes ten onrechte aan de kentekenhouder zijn opgelegd, omdat de identiteit van de bestuurder niet kon worden vastgesteld. Hierdoor zijn de beroepen gegrond verklaard en zijn de beslissingen van de officier van justitie en de opgelegde boetes vernietigd.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de officier van justitie een dwangsom van in totaal € 46,- verschuldigd is aan de betrokkene, omdat niet tijdig op het beroep was beslist. Ook is de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 749,50, die de officier van justitie aan de betrokkene moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.