ECLI:NL:RBZWB:2024:8529

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
10756364 \ MB VERZ 23-548, 10756386 \ MB VERZ 23-550, 10854816 \ MB VERZ 23-723
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedragingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in drie beroepen tegen verkeersboetes die aan de betrokkene waren opgelegd. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die de boetes ongegrond had verklaard. De gedragingen waarvoor de boetes waren opgelegd, betroffen het negeren van een rood verkeerslicht en het niet volgen van de voorsorteerstrook op 26 augustus 2022 in Breda. Tijdens de zitting is de officier van justitie vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, maar de betrokkene en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.

De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedragingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Er was onvoldoende onderbouwing van de verbalisant over de reden waarom er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boetes ten onrechte aan de kentekenhouder zijn opgelegd, omdat de identiteit van de bestuurder niet kon worden vastgesteld. Hierdoor zijn de beroepen gegrond verklaard en zijn de beslissingen van de officier van justitie en de opgelegde boetes vernietigd.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de officier van justitie een dwangsom van in totaal € 46,- verschuldigd is aan de betrokkene, omdat niet tijdig op het beroep was beslist. Ook is de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 749,50, die de officier van justitie aan de betrokkene moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10756364 \ MB VERZ 23-548
: 10756386 \ MB VERZ 23-550
: 10854816 \ MB VERZ 23-723
CJIB-nummer : 9062 5422 5206 4365
: 0062 5422 5206 4364
: 2062 5422 5206 4363
uitspraakdatum : 19 augustus 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op beroepen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaken van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts (Meerts Belastingadvies en Rechtsbijstand B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene zijn een administratieve sancties (hierna: boetes) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroepen ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaken zijn behandeld op de zitting van 19 augustus 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedragingen waarvoor de boetes zijn opgelegd luidt, kort omschreven:
- doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de dr. Struyckenstraat te Breda op 26 augustus 2022 om 15:54 uur.
- op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook aangeeft op de dr. Struyckenstraat te Breda op 26 augustus 2022 om 15:55 uur.
- afslaan zonder richting aan te geven (met de arm of richtingaanwijzer) op de Dr. Struyckenstraat te Breda op 26 augustus 2022 om 15:56 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in de beroepschriften samengevat aangevoerd dat de gedragingen niet zijn verricht. Op 7 juni 2023 heeft gemachtigde een ingebrekestelling naar de officier van justitie verstuurd. De beslissing van de officier van justitie is gedateerd op 22 juni 2023 en ontvangen op 23 juni 2023. Gemachtigde stelt dat de datum van dit document beslissend is en niet die van de afzonderlijke verzonden motivering. Gemachtigde stelt dat de officier van justitie een dwangsom is verschuldigd. De officier van justitie heeft enkel de beroepsgronden van 9 december ontkend, terwijl gemachtigde wel de standpunten heeft onderbouwd. Betrokkene is volgens gemachtigde ten onrechte op kenteken bekeurd, omdat er niet is gebleken dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht de beroepen gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het dossier bevat een aanvullend proces-verbaal van de verbalisant waarin zij verklaart waarom er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. De verbalisant heeft voldoende onderbouwd dat er op die kruising geen staandehouding mogelijk was, maar de laatste gedraging is op de Rijpstraat geconstateerd. De Rijpstraat is een stuk verder en waar geen verkeerslichten zijn. Het is niet duidelijk waarom er op die plek geen staandehouding mogelijk was, vooral omdat het drie boetes zijn. Omdat de zaken van meer dan twee jaar geleden zijn, heeft de zittingsvertegenwoordiger geen extra informatie bij de verbalisant verzocht.

Overwegingen

Zekerheidstelling
Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van (in totaal) € 627,- niet betaald.
Betrokkene heeft aangevoerd de zekerheid niet te kunnen betalen. De kantonrechter geeft betrokkene het voordeel van de twijfel. De te betalen zekerheid wordt daarom op nihil gesteld.
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedragingen zijn verricht. Daarbij is van belang dat onvoldoende is toegelicht waarom er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, onvoldoende is toegelicht. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd. Met de zittingsvertegenwoordiger is de kantonrechter van oordeel dat onduidelijk is waarom na de laatste van drie opeenvolgende overtredingen geen staandehouding heeft kunnen plaatsvinden. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikkingen waarbij de boetes zijn opgelegd en de beslissingen van de officier van justitie zullen worden vernietigd.
Dwangsom 9062 5422 5206 4365
Gemachtigde heeft tot slot verzocht om toekenning van de wettelijke dwangsom omdat de officier van justitie niet tijdig heeft beslist.
Op grond van artikel 7:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet de officier van justitie beslissen binnen16 weken vanaf het einde van de beroepstermijn. De beroepstermijn eindigde in dit geval op 10 februari 2023. De officier van justitie heeft per brief van 9 februari 2023 de beslistermijn met tien weken verlengd. Dit betekent dat de officier van justitie uiterlijk op 14 juni 2023 een beslissing had moeten nemen. Hieruit volgt dat niet tijdig is beslist, want de beslissing is pas op 15 juni 2023 verzonden.
Op grond van artikel 4:17 lid 3 Awb is de eerste dag waarover een dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de beslistermijn is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Uit het dossier blijkt dat de officier van justitie op 7 juni een ingebrekestelling heeft ontvangen. Dit betekent dat de officier van justitie aan betrokkene voor één dag een dwangsom heeft verbeurd (artikel 4:17 lid 1 Awb).
Gelet op artikel 4:17 lid 2 Awb bedraagt de dwangsom € 23,-. De berekening is als volgt: 1 dag x € 23,-
Dwangsom 0062 5422 5206 4364
Gemachtigde heeft tot slot verzocht om toekenning van de wettelijke dwangsom omdat de officier van justitie niet tijdig heeft beslist.
Op grond van artikel 7:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet de officier van justitie beslissen binnen16 weken vanaf het einde van de beroepstermijn. De beroepstermijn eindigde in dit geval op 10 februari 2023. De officier van justitie heeft per brief van 9 februari 2023 de beslistermijn met tien weken verlengd. Dit betekent dat de officier van justitie uiterlijk op 14 juni 2023 een beslissing had moeten nemen. Hieruit volgt dat niet tijdig is beslist, want de beslissing is pas op 15 juni 2023 verzonden.
Op grond van artikel 4:17 lid 3 Awb is de eerste dag waarover een dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de beslistermijn is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Uit het dossier blijkt dat de officier van justitie op 7 juni een ingebrekestelling heeft ontvangen. Dit betekent dat de officier van justitie aan betrokkene voor één dag een dwangsom heeft verbeurd (artikel 4:17 lid 1 Awb).
Gelet op artikel 4:17 lid 2 Awb bedraagt de dwangsom € 23,-. De berekening is als volgt: 1 dag x € 23,-
Proceskostenvergoeding
De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van samenhang tussen onderhavige zaken op deze zitting van 19 augustus 2024, te weten met CJIB-nummers 9062 5422 5206 4365, 0062 5422 5206 4364 en 2062 5422 5206 4363. De beroepschriften hebben immers dezelfde inhoud en zijn standaard van aard. De proceskostenvergoeding is dan ook als volgt berekend
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 749,50
€ 749,50 : 3 = € 249,83 per zaak.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart de beroepen gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissingen van de officier van justitie en de beschikkingen waarbij de boete is opgelegd;
‒ stelt vast dat de officier van justitie aan betrokkene een dwangsom van totaal € 46,- is verschuldigd, vermeerderd met de wettelijke rente;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van in totaal € 749,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: