ECLI:NL:RBZWB:2024:8543

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
10854833 - MB VERZ 23-724
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging van de boete tot nihil wegens schending van de hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het rijden op een trottoir in Breda op 19 november 2022. Hij heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep aangetekend, omdat hij vond dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. Betrokkene stelde dat de richtingspijlen foutief waren aangegeven, waardoor hij per ongeluk in een voetgangersgebied terechtkwam. Tijdens de zitting heeft hij toegelicht dat hij niet bekend was in Breda en dat er werkzaamheden waren die hem dwongen om een omweg te maken.

De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft het beroep inhoudelijk ongegrond verklaard, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, omdat de gedraging voldoende was vastgesteld. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om gehoord te worden door de officier van justitie. Dit was in strijd met de wet en leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft besloten de boete te matigen met 25% en uiteindelijk tot nihil, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de schending van de hoorplicht.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat het beroep gedeeltelijk gegrond is verklaard, de boete is gematigd tot nihil en de officier van justitie moet het te veel betaalde bedrag aan betrokkene terugbetalen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer : 10854833 \ MB VERZ 23-724
CJIB-nummer : 7062 5422 5434 3916
Uitspraakdatum : 19 augustus 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 augustus 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Nieuwstraat (nummer 5) te Breda op 19 november 2022 om 11:29 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Volgens hem staan de richtingspijlen foutief aangegeven. Door de foutieve richtingspijlen besefte betrokkene pas te laat dat hij verkeerd terecht was gekomen, namelijk in een voetgangersgebied. Betrokkene zag als enige oplossing om die weg stapvoets met zijn auto te vervolgen. Hij vindt dat de gemeente Breda deze verkeersituatie dient te verbeteren. Betrokkene was voor de eerste keer in Breda, dus is er verder niet bekend. Volgens zijn navigatie moest hij bij de Markendaalseweg linksaf richting de Nieuweweg om naar het restaurant te gaan. Wegens werkzaamheden was de gehele Nieuweweg afgesloten en had hij niet de mogelijkheid om linksaf te slaan. De enige mogelijkheid die betrokkene had, was om rechtdoor te gaan. Betrokkene is van de Waterstraat rechtsaf richting de Nieuwstraat gereden en vanaf de Nieuwstraat rechtsaf richting de Eindstraat en voorts weer rechtsaf richting de Karnemelkstraat gereden.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat het zijn eerste keer in Breda was en dat hij daar verder niet bekend is. Er waren op dat moment werkzaamheden in Breda, waardoor betrokkene een omweg moest maken. Betrokkene zag geen mogelijkheid om te keren en vervolgende stapvoets de weg.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren. Het was voor betrokkene een chaotische situatie, omdat er werkzaamheden waren in een stad waar hij niet bekend was. Betrokkene is de Waterstraat ingereden en vervolgens op de Nieuwstraat beland. De Waterstraat is al gesloten voor voertuigen. Het had voor betrokkene duidelijk moeten zijn dat hij de Waterstraat al niet in mocht rijden en dat hij op die locatie moest keren. Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent de gedraging ook niet. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene op een voorzichtige manier uit de situatie wilde komen waarin hij door verschillende omstandigheden was beland. Betrokkene heeft ten tijde van de gedraging stapvoets gereden en zocht een plek om op een rustige manier de auto te keren.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934). Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd.
Gelet op de omstandigheden die betrokkene aanvoert en de schending van de hoorplicht zal de kantonrechter de boete matigen. De boete zal worden gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 159,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: