Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het laten staan van een voertuig in een park en openbare beplantingen op de Jasmijnring te Zundert op 31 maart 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.
Betrokkene voerde in haar beroepschrift aan dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden, en dat het boetebedrag te hoog was in relatie tot haar financiële situatie. Ze verwees naar de slechte gezondheid van haar man en de parkeerdrukte door een evenement in de buurt. De zittingsvertegenwoordiger stelde echter dat betrokkene niet had onderbouwd dat er daadwerkelijk een evenement was en dat de handhaving hiervan op de hoogte was.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter besloot de boete te matigen tot € 60,-, rekening houdend met de parkeerdrukte en de persoonlijke omstandigheden van betrokkene. Het beroep werd gedeeltelijk gegrond verklaard, en de beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd. Tevens werd bepaald dat het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling aan betrokkene moest worden terugbetaald.