Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir op de Visserstraat in Breda op 30 november 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep aangetekend, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Betrokkene had het verkeersbord gepasseerd, wat de boete rechtvaardigde. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om gehoord te worden, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden.
De kantonrechter heeft de boete vervolgens gematigd met 25% vanwege de schending van de hoorplicht en heeft uiteindelijk besloten de boete te matigen tot nihil. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.