Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op 12 oktober 2022 te Kruiningen. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, aangevoerd dat de verklaring van de verbalisant te summier is om de gedraging vast te stellen. Ook werd gesteld dat er onvoldoende onderbouwing was voor het niet staande houden van de betrokkene. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de gedraging. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De boete werd daarom gematigd met 25%.
De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, de boete verlaagd tot € 297,50 en de officier van justitie opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 52,50 aan de betrokkene terug te betalen. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 875,00. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.