ECLI:NL:RBZWB:2024:8561

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
11012861 _ MB VERZ 24-236
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op een bromfiets in Vlissingen op 30 september 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 15 november 2024 was de gemachtigde van betrokkene, mr. B. de Jong, niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. Z. Fluitsma, was wel aanwezig.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De gemachtigde van betrokkene heeft aangevoerd dat de opgelegde sanctie te hoog is en heeft verzocht om een proceskostenvergoeding. De zittingsvertegenwoordiger heeft het verzoek gedaan om het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en het boetebedrag te verlagen naar € 240,00, met een verzoek om een matiging van 25% vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de redelijke termijn is overschreden, aangezien de procedure langer dan twee jaar heeft geduurd. De boete is daarom verlaagd naar € 204,00, plus administratiekosten. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het terugbetalen van het te veel betaalde bedrag van € 146,00 aan betrokkene en is een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegekend. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 11012861 \ MB VERZ 24-236
CJIB-nummer: 1062 5422 5276 8033
uitspraakdatum: 15 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 november 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. Z. Fluitsma (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden te Vlissingen op 30 september 2022.
Namens de betrokkene heeft de gemachtigde zich op het standpunt gesteld dat aan betrokkene ten onrechte een te hoge sanctie opgelegd is. Betrokkene reed op een bromfiets. De gemachtigde stelt dat het sanctietarief daarbij € 240,00 betreft. Gemachtigde heeft namens betrokkene proceskostenvergoeding verzocht.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene ontkent de gedraging niet. Het beroep dient gedeeltelijke gegrond verklaard te worden aangezien het boetebedrag gewijzigd dient te worden. Ook heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht de boete te matigen met 25% aangezien de redelijke termijn is overschreden.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent de gedraging niet.
De zittingsvertegenwoordiger heeft voorgesteld het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren in die zin dat het boetebedrag moet worden gewijzigd in een lager boetebedrag van € 240,00.
Naar het oordeel van de kantonrechter wordt betrokkene door deze wijziging niet in zijn belangen geschaad. De beslissing van de officier van justitie zal daarom worden vernietigd en de beschikking waarbij de boete is opgelegd zal worden gewijzigd, in zoverre dat het bedrag van de boete zal worden vastgesteld op € 240,00, plus administratiekosten. Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond.
De kantonrechter zal het beroep gedeeltelijk gegrond verklaren en het boetebedrag wijzigen.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 30 september 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim één maand overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete van € 240,00 matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50.

Beslissing

  • verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
  • wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat de sanctie wordt gewijzigd in € 204,00, plus € 9,00 administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 146,00, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. S.E. van Wijk, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: