Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Konijnenberg te Breda op 30 januari 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. De kantonrechter heeft de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van betrokkene, mr. R. de Nekker, niet aanwezig was. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De gemachtigde voerde aan dat betrokkene ten onrechte niet staande was gehouden en dat er geen bevoegdheid was om de sanctie op te leggen. Ook werd gesteld dat de hoorplicht was geschonden, omdat betrokkene niet was gehoord. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen schending van de hoorplicht was, aangezien de informatie in de beschikking voldoende was om het recht om te worden gehoord te waarborgen.
De kantonrechter concludeerde dat er geen reële mogelijkheid was tot staandehouding van betrokkene, omdat de verbalisant bezig was met het bewaken van een ongeval. Hierdoor was het terecht dat de boete aan de kentekenhouder was opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier.