Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. B. de Jong, had beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie die was opgelegd voor het rijden met een voertuig waarvan een band niet voldeed aan de eisen op de Rijksweg A27 te Bavel op 22 juni 2022. De officier van justitie had de inleidende beschikking vernietigd en een proceskostenvergoeding toegewezen. Tegen deze beslissing is door de gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 19 augustus 2024 is de zaak behandeld, waarbij de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De kantonrechter heeft de gedraging vastgesteld en de argumenten van de gemachtigde gehoord, die stelde dat de officier van justitie ten onrechte samenhang had toegepast met andere zaken. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter betoogd dat de beroepsgronden identiek waren en dat er sprake was van samenhangende zaken.
De kantonrechter heeft overwogen dat volgens de wet samenhangende zaken als één zaak moeten worden behandeld voor de bepaling van de proceskostenvergoeding. De rechter heeft geoordeeld dat de officier van justitie terecht had geconcludeerd tot samenhang en dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond was. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.