ECLI:NL:RBZWB:2024:8570

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
10756203 - MB VERZ 23-539
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete ongegrond verklaard, samenhangende zaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. B. de Jong, had beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie die was opgelegd voor het rijden met een voertuig waarvan een band niet voldeed aan de eisen op de Rijksweg A27 te Bavel op 22 juni 2022. De officier van justitie had de inleidende beschikking vernietigd en een proceskostenvergoeding toegewezen. Tegen deze beslissing is door de gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 19 augustus 2024 is de zaak behandeld, waarbij de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De kantonrechter heeft de gedraging vastgesteld en de argumenten van de gemachtigde gehoord, die stelde dat de officier van justitie ten onrechte samenhang had toegepast met andere zaken. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter betoogd dat de beroepsgronden identiek waren en dat er sprake was van samenhangende zaken.

De kantonrechter heeft overwogen dat volgens de wet samenhangende zaken als één zaak moeten worden behandeld voor de bepaling van de proceskostenvergoeding. De rechter heeft geoordeeld dat de officier van justitie terecht had geconcludeerd tot samenhang en dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond was. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10756203 \ MB VERZ 23-539
CJIB-nummer : 6062 5422 5043 9895
uitspraakdatum : 19 augustus 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Skandara)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de inleidende beschikking vernietigd en een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 405,75. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 augustus 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder van een voertuig rijden, terwijl een band niet voldoet aan de eisen ten aanzien van de profilering op de Rijksweg (A27) te Bavel (gemeente Breda) op 22 juni 2022 om 06:21 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene aangevoerd het niet eens te zijn met de beslissing van de officier van justitie. De gemachtigde stelt zich op het standpunt dat de officier van justitie ten onrechte samenhang heeft toegepast met 18 andere zaken. Het gaat om verschillende verweren en verschillende feitencomplexen. Daarom is ten onrechte geconcludeerd tot samenhang. Ook wordt verzocht om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft voor de zitting aanvullende stukken ingebracht. De zittingsvertegenwoordiger heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie met betrekking tot de toegekende proceskostenvergoeding ongegrond te verklaren. Volgens de zittingsvertegenwoordiger heeft gemachtigde in alle beroepschriften slechts standaardverweren gebruikt. Bij de verweren wordt gebruik gemaakt van nagenoeg identieke standaardteksten. Dit betekent dat gemachtigde identieke werkzaamheden heeft verricht bij de beroepschriften. Hierdoor blijkt dat er wel sprake is van samenhangende zaken. De beroepsgronden zijn op identieke wijze opgesteld, waarbij het niet doorslaggevend is dat er verschillende feitcodes, verschillende CJIB-nummers en verschillende namen van betrokkene zijn gebruikt.

Overwegingen

Uit artikel 3, eerste lid, van het Bpb, gelezen in samenhang met de artikelen 1, aanhef en onder a, en 2, eerste lid, aanheft en onder a, van het Bpb, volgt dat voor het vaststellen van het bedrag van de proceskostenvergoeding samenhangende zaken worden beschouwd als één zaak.
Artikel 3, tweede lid, van het Bpb bepaalt dat ‘samenhangende zaken’ zijn: door een of meer belanghebbende gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen, die door het bestuursorgaan of de bestuursrechter gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, is verleend door dezelfde persoon dan wel door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de officier van justitie terecht het standpunt ingenomen dat de onderhavige zaak met de andere zaken als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Bpb kan worden beschouwd. Dit standpunt behoefde geen nadere motivering, nu wordt voldaan aan de criteria, omschreven in artikel 3, tweede lid, van het Bbp en een toelichting daarop niet is vereist. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie met betrekking tot de toegekende proceskostenvergoeding wordt dan ook ongegrond verklaard.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: