Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas van Appjection B.V., had beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie die was opgelegd voor het niet gebruiken van de rijbaan als bromfietser op de Visserstraat in Breda op 29 augustus 2022. De officier van justitie had het beroep ongegrond verklaard, waarna de gemachtigde in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 19 augustus 2024 is de zaak behandeld, waarbij de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft het verzoek om het beroep ongegrond te verklaren ondersteund. De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en dat er niet was voldaan aan de voorwaarden van het beleidskader voor digitale handhaving, waaronder het verzenden van waarschuwingsbrieven.
De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld. De waarschuwingsperiode was al verlopen en de gemeente Breda had de juiste procedures gevolgd. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.