ECLI:NL:RBZWB:2024:8571

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
11123613 - MB VERZ 24-680
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete ongegrond verklaard, gedraging staat vast

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas van Appjection B.V., had beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie die was opgelegd voor het niet gebruiken van de rijbaan als bromfietser op de Visserstraat in Breda op 29 augustus 2022. De officier van justitie had het beroep ongegrond verklaard, waarna de gemachtigde in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 19 augustus 2024 is de zaak behandeld, waarbij de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft het verzoek om het beroep ongegrond te verklaren ondersteund. De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en dat er niet was voldaan aan de voorwaarden van het beleidskader voor digitale handhaving, waaronder het verzenden van waarschuwingsbrieven.

De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld. De waarschuwingsperiode was al verlopen en de gemeente Breda had de juiste procedures gevolgd. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11123613 \ MB VERZ 24-680
CJIB-nummer : 1062 5422 5224 9937
uitspraakdatum : 19 augustus 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 augustus 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bromfietser niet de rijbaan gebruiken als er geen verplicht fiets/bromfietspad aanwezig is op de Visserstraat 1 te Breda op 29 augustus 2022 om 16:19 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt al twee jaar als bezorger aan het werk te zijn en dat hij altijd op die locatie mocht rijden. De gemachtigde stelt dat de officier van justitie op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet handelen overeenkomstig de beleidsregels die zijn neergelegd in de Beleidsregels en het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden (hierna: Beleidskader). Op grond van het beleidskader dient er eerst een waarschuwingsperiode te volgen en een waarschuwingsbrief naar de kentekenhouder te sturen en verwijst hiervoor naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Uit het dossier blijkt niet dat de gemeente is overgegaan tot het opsturen van waarschuwingsbrieven naar kentekenhouders. Hierdoor is er in strijd gehandeld met de voorwaarden en moet de sanctie worden vernietigd. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding met wegingsfactor 0,5.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De waarschuwingsperiode was op 12 juli 2022 al verlopen en vanaf dat moment is overgegaan op digitale handhaving. Er zijn tot en met 11 juli 2022 waarschuwingsbrieven verzonden indien er een overtreding werd geconstateerd.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. In het proces-verbaal staat dat de gemeente Breda een waarschuwingsperiode had ingesteld vanaf 1 januari 2022 tot 11 juli 2022. De gemeente Breda is na instemming van het CVOM, welke is verkregen op 6 juli 2022, per 12 juli 2022 overgegaan tot het verbaliseren van overtredingen in het voetgangersdomein. Gedurende de periode van 1 januari 2022 tot 11 juli 2022 zijn er waarschuwingsbrieven verzonden indien er een overtreding werd geconstateerd. De kantonrechter stelt vast dat de waarschuwingsperiode al voorbij was. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: