Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet voeren van zichtbaar licht op zijn fiets op 21 mei 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep echter niet-ontvankelijk verklaarde omdat het te laat was ingediend. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 19 augustus 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de argumenten van betrokkene gehoord, die stelde dat hij op het moment van de gedraging wel degelijk zichtbaar licht had. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter aangevoerd dat het beroep te laat was ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.
De kantonrechter heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie zes weken bedraagt, en dat deze termijn op 11 juli 2023 eindigde. Aangezien het beroepschrift pas op 21 augustus 2023 was ontvangen, was het beroep te laat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen. Daarom heeft de kantonrechter het beroep ongegrond verklaard, zonder in te gaan op de vraag of de boete terecht was opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.