Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 29 december 2022. De gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 19 augustus 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.
De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en dat de omschrijving van de locatie onvoldoende was. Tevens werd gesteld dat de gemeente niet had voldaan aan de voorwaarden van het beleidskader voor digitale handhaving, omdat er geen waarschuwingsbrieven naar kentekenhouders waren verzonden. De zittingsvertegenwoordiger betwistte deze claims en stelde dat de waarschuwingsperiode al was verlopen en dat er tot dat moment wel waarschuwingsbrieven waren verzonden.
De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, had plaatsgevonden. De rechter vond geen reden om de boete te matigen en verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak is definitief en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.