ECLI:NL:RBZWB:2024:8584

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
11075242 - MB VERZ 24-540
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete ongegrond verklaard, gedraging staat vast

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda. De gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 19 augustus 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.

De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en dat de officier van justitie niet had gehandeld volgens de beleidsregels die zijn neergelegd in het Beleidskader digitale handhaving. Hij stelde dat er eerst een waarschuwingsperiode had moeten zijn en dat er geen waarschuwingsbrieven naar de kentekenhouder waren gestuurd. De zittingsvertegenwoordiger weerlegde dit door te stellen dat de waarschuwingsperiode al was verlopen en dat er tot die tijd wel waarschuwingsbrieven waren verzonden.

De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de gedraging had plaatsgevonden en dat de boete terecht was opgelegd. De rechter zag geen reden om de boete te matigen en verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11075242 \ MB VERZ 24-540
CJIB-nummer : 5062 5422 5481 7836
uitspraakdatum : 19 augustus 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 augustus 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting Oude Vest) te Breda op 22 december 2022 om 09:41 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. De gemachtigde stelt dat de officier van justitie op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet handelen overeenkomstig de beleidsregels die zijn neergelegd in de Beleidsregels en het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden (hierna: Beleidskader). Op grond van het beleidskader dient er eerst een waarschuwingsperiode te volgen en een waarschuwingsbrief naar de kentekenhouder te sturen en verwijst hiervoor naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Uit het dossier blijkt niet dat de gemeente is overgegaan tot het opsturen van waarschuwingsbrieven naar kentekenhouders. Hierdoor is er in strijd gehandeld met de voorwaarden en moet de sanctie worden vernietigd. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding met wegingsfactor 0,5.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De waarschuwingsperiode was op 5 januari 2020 al verlopen en vanaf dat moment is overgegaan op digitale handhaving. Er zijn tot en met 4 januari 2020 waarschuwingsbrieven verzonden indien er een overtreding werd geconstateerd.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Gedurende de periode van 4 december 2019 tot 5 januari 2020 zijn er waarschuwingsbrieven verzonden indien er een overtreding werd geconstateerd. De kantonrechter stelt vast dat de waarschuwingsperiode al voorbij was. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: