Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
gemachtigde: mr. B. de Jong (Skandara)
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Academiesingel te Breda op 18 juni 2022. De gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 19 augustus 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.
De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Volgens de wet moet een verbalisant de bestuurder staande houden om een boete op te leggen, tenzij er geen reële mogelijkheid is om de identiteit van de bestuurder vast te stellen. In dit geval heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat hij op de fiets was, wat de kantonrechter niet als een gegronde reden beschouwde. Hierdoor is de boete ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder.
De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd vernietigd, en bepaald dat het bedrag dat de betrokkene als zekerheid heeft betaald, moet worden terugbetaald. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 749,50. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.