ECLI:NL:RBZWB:2024:8587

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
10942945 - MB VERZ 24-187
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onterecht opgelegde sanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het zonder ontheffing parkeren van een voertuig langer dan 6 meter of hoger dan 2,4 meter op een verboden plaats te Breda op 16 oktober 2022. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. B. de Jong, heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, maar betrokkene en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.

De gemachtigde heeft aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden, omdat uit de verklaring van de verbalisant niet blijkt hoe vastgesteld is dat het voertuig aan de opgelegde voorwaarden voldeed. De verbalisant heeft bovendien in een aanvullend proces-verbaal verklaard dat hij het voertuig niet heeft opgemeten en dat het voertuig het uitzicht niet belemmerde. De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren, omdat er twijfel bestond over de feiten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De boete is ten onrechte opgelegd, en het beroep is gegrond verklaard. De beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd, zijn vernietigd. Betrokkene heeft recht op terugbetaling van de betaalde zekerheid en de officier van justitie is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 749,- bedragen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10942945 \ MB VERZ 24-187
CJIB-nummer : 5062 5422 5353 4527
uitspraakdatum : 19 augustus 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Skandara)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 augustus 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: zonder ontheffing parkeren van een voertuig langer dan 6 meter/ hoger dan 2,4 meter op een plaats waar dit verboden is op Heinoord te Breda op 16 oktober 2022 om 20:12 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt niet hoe de verbalisant heeft vastgesteld dat het voertuig langer dan 6 meter is en/of hoger dan 2,4 meter was. Ook blijkt niet dat het verboden is om degelijke voertuigen op de pleeglocatie te parkeren. In het aanvullende proces-verbaal verklaart de verbalisant dat hij op geen enkele wijze het voertuig heeft opgemeten en dat het voertuig het uitzicht niet belemmerde. Voorts verzoekt gemachtigde om proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft in het aanvullende proces-verbaal verzocht de zaak te seponeren aangezien er geringe twijfel over het feit bestaat.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat de gedraging waarvoor een boete is uitgeschreven op basis van het zaakoverzicht en het aanvullend proces-verbaal niet kan worden vastgesteld. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen. Daarbij wordt voor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie, met toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, 0,5 punt toegekend (zie ECLI:NL:GHARL:2021:7004).
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 749,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 749,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: