ECLI:NL:RBZWB:2024:8590

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
10871238 - MB VERZ 24-29
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het stil laten staan van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, zoals aangegeven door verkeersbord E2. De gedraging vond plaats op 19 maart 2022 om 14:33 uur op de Nieuwe Inslag te Breda. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, heeft beroep ingesteld nadat de officier van justitie het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 19 augustus 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond door middel van foto’s en verklaringen in het dossier. De kantonrechter heeft echter ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een matiging van de boete met 25%. De kantonrechter heeft de boete verlaagd tot € 75,- plus administratiekosten en heeft de officier van justitie opgedragen om een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan de betrokkene te betalen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer : 10871238 \ MB VERZ 24-29
CJIB-nummer : 3062 5422 4848 9283
Uitspraakdatum : 19 augustus 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 augustus 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig stil laten staan waar dat niet mag (bord E2, verbod stilstaan) op de Nieuwe Inslag te Breda op 19 maart 2022 om 14:33 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Volgens betrokkene geldt voor een deel van de Nieuwe Inslag een parkeerverbod, maar na de kruising staat geen parkeerverbod meer waardoor er op de plek van de gedraging geen parkeerverbod meer geldt. Uit de verklaring alsmede de foto’s van de verbalisant blijkt niet dat het voertuig van betrokkene aan dezelfde kant stond als waar het bord is geplaatst. Het is onduidelijk waar het bord geplaatst was. Als betrokkene een briefje onder zijn ruit had gezien, had hij een foto gemaakt waar zijn voertuig geparkeerd stond. Gemachtigde verzoekt rekening te houden met de nieuwe procespuntwaardes en de proceskosten op rekening van gemachtigde over te maken. Voorts stelt gemachtigde dat de redelijke termijn is overschreden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De zittingsvertegenwoordiger heeft Google Maps geraadpleegd. Daaruit blijkt dat er in de betreffende straat meerdere E2 borden aanwezig waren. De E2 bebording wordt op iedere kruising herhaalt, waardoor iedere kant van de straat is afgedekt. Aan de overkant van de weg zijn parkeervakken en betreft het een andere situatie. Gelet op de foto’s in het dossier, gemaakt door de verbalisant, blijkt dat het voertuig van betrokkene aan de kant van de E2 bebording geparkeerd stond. Aan de rechterkant van de weg zijn er bomen en is er een berm, terwijl aan de linker kant van de weg een stoep is waarachter meerdere bedrijven staan. Het voertuig van betrokkene stond aan de rechterkant op een plek waar het niet mocht. De redelijke termijn is overschreden waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit foto’s in het dossier - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat de kantonrechter kijkt naar de tijdstippen van de foto’s in het dossier. Hieruit blijkt dat de foto waarop de achterkant van het voertuig te zien is om 13:37 is gemaakt en de foto waarop het verkeersbord is te zien om 13:38 uur. De zittingsvertegenwoordiger heeft ter zitting Google Maps geraadpleegd waaruit blijkt dat een zijde een stoep en parkeergelegenheden betreft en de andere zijde alleen maar bestaat uit een berm en bomen. Gelet op de tijdstippen van de foto’s en de berm die ook duidelijk te zien is op de foto’s bij het voertuig, gaat de kantonrechter van het volgende uit. De verbalisant heeft eerst een foto van de auto gemaakt en daarna het dichtstbijzijnde verkeersbord vanaf de voorkant gefotografeerd. Daarbij gaat de kantonrechter ervan uit dat de verbalisanten de auto van achteren hebben benaderd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 12 april 2022 en is de redelijke termijn dus met meer dan vier maanden overschreden. Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: