Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het stil laten staan van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, zoals aangegeven door verkeersbord E2. De gedraging vond plaats op 19 maart 2022 om 14:33 uur op de Nieuwe Inslag te Breda. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, heeft beroep ingesteld nadat de officier van justitie het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 19 augustus 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond door middel van foto’s en verklaringen in het dossier. De kantonrechter heeft echter ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een matiging van de boete met 25%. De kantonrechter heeft de boete verlaagd tot € 75,- plus administratiekosten en heeft de officier van justitie opgedragen om een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan de betrokkene te betalen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.