ECLI:NL:RBZWB:2024:8599

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
C/02/427474 / JE RK 24-1820; C/02/428022 / JE RK 24-1941
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en wijziging zorgregeling in een jeugdzorgzaak

Op 4 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een jeugdzorgzaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4]. De ondertoezichtstelling, die oorspronkelijk op 18 november 2021 was ingesteld, is verlengd tot 18 november 2025. De kinderrechter oordeelde dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen onverminderd aanwezig zijn en dat de opvoedsituatie is verslechterd. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen is problematisch, wat leidt tot spanningen die de kinderen beïnvloeden. De kinderrechter benadrukte de noodzaak van ondersteuning voor de ouders om de communicatie te verbeteren en de kinderen niet te belasten met hun conflicten.

Daarnaast is er een verzoek gedaan door de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland om de verdeling van de zorg- en opvoedtaken te wijzigen. De kinderrechter heeft dit verzoek aangehouden in afwachting van een advies van de Raad voor de Kinderbescherming, omdat er behoefte is aan meer informatie over de mogelijkheden voor de kinderen en de huidige opvoedsituatie. De kinderrechter heeft de GI verzocht om het dossier ter beschikking te stellen aan de Raad en verwacht een rapportage voor de volgende zitting. De zaak is van groot belang voor de ontwikkeling van de minderjarigen, en de kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummers: C/02/427474 / JE RK 24-1820 (
verlenging ondertoezichtstelling)
C/02/428022 / JE RK 24-1941 (
wijziging verdeling zorg- en opvoedtaken)
Datum uitspraak: 4 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en
een wijzigen van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2015 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2016 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedag 3] 2018 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
[minderjarige 4],
geboren op [geboortedag 4] 2019 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. D.J.A. Burlet te Oostburg.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. C.G. Huijsmans te Goes.
1.
Het verloop van de procedure
1.1. Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
In de zaak met kenmerk 24-1820
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 12 november 2024 en alle daarin opgenomen en vermelde stukken.
In de zaak met kenmerk 24-1941
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 12 november 2024 en alle daarin opgenomen en vermelde stukken;
  • het verweerschrift van mr. Burlet van 28 november 2024, ontvangen op 28 november 2024.
1.2. De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 18 november 2021 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] onder toezicht van de GI gesteld met ingang van 18 november 2021 en tot 18 november 2022, welke daarna telkens is verlengd en laatstelijk tot 18 december 2024.
2.4.
Bij beschikking van 2 december 2021 bepaalt de rechtbank dat de vader en [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in het kader van de zorg- en omgangregeling voorlopig gerechtigd zijn tot contact met elkaar (minstens) iedere zaterdag van 09:00 uur tot 17:00 uur.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van 12 juli 2023 is de zorgregeling gewijzigd in de zin dat de rechtbank bepaalt dat de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en dat de vader en de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar zoals overwogen onder rechtsoverweging 2.6, te weten:
  • ‘‘Tussen de man en de minderjarigen geldt een zorg- c.q. omgangsregeling waarbij de minderjarigen gedurende de even weken van vrijdag na school tot maandag voor school bij de man verblijven. De man haalt de minderjarigen op vrijdag op school op en brengt hen op maandag terug naar school, waarbij - zolang [minderjarige 4] nog niet naar school gaat - ten aanzien van haar geldt dat de man [minderjarige 4] op vrijdagmiddag eerst ophaalt bij de moeder thuis en vervolgens de andere drie minderjarigen op school ophaalt en dat de man op maandag eerst de andere drie kinderen op school afzet en vervolgens [minderjarige 4] bij de moeder thuis afzet;
  • Wanneer een studiedag op een vrijdag valt in een even week, haalt de man de minderjarigen om 12:30 uur van school en vangt zijn omgangsweekend aldus eerder aan;
  • In de oneven jaren verblijven de minderjarigen de eerste helft van de schoolvakanties bij de man. In de even jaren zal dit andersom zijn, waardoor de minderjarigen dan dus de tweede helft van de schoolvakanties bij de man verblijven, met dien verstande dat voor de zomervakantie van 2023 geldt dat de minderjarigen enkel de tweede en de derde week van de vakantie bij de man verblijven. Het maken van verdere afspraken aangaande de verdeling van de vakanties is aan de GI;
  • Op Vaderdag verblijven de minderjarigen bij de man. Op Moederdag verblijven de minderjarigen bij de vrouw;
  • Ten aanzien van de christelijke feestdagen in het voorjaar geldt dat de minderjarigen deze in het geheel, tot de maandag om 18:00 uur, doorbrengen bij de ouder bij wie de minderjarigen ingevolge de zorg- c.q. omgangsregeling dat weekend verblijven. De minderjarigen eten dan die maandag bij de ouder waar zij dat weekend hebben verbleven. Ter illustratie, wanneer Eerste Paasdag aldus in een even weekend valt en de minderjarigen conform de zorg- c.q. omgangsregeling bij de man verblijven, zullen zij ook de Tweede Paasdag (maandag) bij de man verblijven tot 18:00 uur.’’

3.Het verzoek

In de zaak met kenmerk 24-1820
3.1.
De GI verzoekt, met uitvoerbaar bij voorraadverklaring, de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] te verlengen voor de duur van een jaar, waarbij is verzocht om zes maanden toe te wijzen en de resterende zes maanden aan te houden.
3.2.
Aan de orde is thans nog het verzoek tot het verlengen van de ondertoezichtstelling voor de duur van elf maanden, waarbij de GI verzoekt om vijf maanden toe te wijzen en de resterende zes maanden aan te houden.
In de zaak met kenmerk 24-1941
3.3.
De GI verzoekt op grond van artikel 1:265g, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), met uitvoerbaar bij voorraadverklaring, de door de kinderrechter op 12 juli 2023 gewijzigde verdeling van de zorg- en opvoedtaken te wijzigen, in die zin dat:
- De kinderen verblijven middels een week op week af regeling afwisselend bij
de vader en de moeder, waarbij de wisseldag op vrijdag na school is.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek tot het verlengen van de ondertoezichtstelling. De doelen zijn nog altijd niet behaald en het is niet de verwachting dat het beter zal gaan als er geen ondertoezichtstelling meer is. In aanvulling op het verzoekschrift licht de GI toe dat zij de ouders proberen te ondersteunen in de oudercommunicatie en de zorgen van de ouders met de andere ouder bespreken, waarna de GI dit terugkoppelt aan de andere ouder. Dat de terugkoppeling door de moeder niet wordt geloofd, vindt de GI jammer om te horen. Verder klopt het dat de moeder in september jl. blauwe plekken bij de kinderen heeft geconstateerd. Niet is bevestigd dat de vader de kinderen zou hebben geslagen. Hij ontkent dat en geeft aan dat de kinderen spelen en druk zijn, hetgeen de blauwe plekken kan veroorzaken. Ook vanuit school heeft de GI hiervan geen bevestiging gekregen. Verder wordt er momenteel geen hulpverlening meer voor de kinderen ingezet, nu dat te belastend is en de kinderen anders klem tussen de hulpverlening en de ouders komen te zitten. De GI ziet meerwaarde in een individueel traject voor de moeder, net zoals de vader dat bij Emergis heeft gevolgd.
Ook handhaaft de GI het verzoek tot het wijzigen van de zorgregeling en geeft aan dat zij het verzoek voorafgaand duidelijk met de moeder heeft besproken. De opvoedsituatie is in de afgelopen periode verslechterd en dat heeft een impact op de ontwikkeling van de kinderen. Nu de ouders niet met elkaar communiceren en elkaar wantrouwen, het niet lukt om het jarenlange patroon te doorbreken en de kinderen steeds meer klem tussen de ouders komen te zitten, vindt de GI dat er een doorbraak moet worden geforceerd. Dat kan door de nu voorgestelde 50/50-regeling. Op die manier hebben de kinderen evenveel tijd met beide ouders en komt er meer rust. Desgevraagd legt de GI uit dat het wijzigen van de zorgregeling zoals verzocht als aanvulling op de beschikking van 12 juli 2023 moet worden gezien. De GI vindt het wenselijk als de bijkomende afspraken zoals opgenomen in het verzoekschrift – voor zover mogelijk – ook worden geformaliseerd en in het dictum worden opgenomen, waarbij de 50/50-regeling het uitgangspunt is. Als de bijkomende afspraken niet in de (gewijzigde) zorgregeling kunnen worden vastgelegd, kan de GI die afspraken ook in een schriftelijke aanwijzing neerleggen. Tot slot kan de GI zich niet vinden in een NIFP-onderzoek, nu dit een te grote belasting voor de kinderen is.
4.2.
Namens de moeder is aangevoerd dat zij geen meerwaarde meer in de ondertoezichtstelling ziet en dat de maatregel niet enkel kan worden verlengd om ervoor te zorgen dat de zorgregeling tussen de vader en de kinderen wordt nageleefd. Het eerste doel ziet op het verbeteren van de oudercommunicatie. In de afgelopen jaren is hiertoe hulpverlening ingezet en momenteel zijn alle mogelijkheden benut. De moeder heeft baat gehad bij het PSO-traject. Vervolgens is het PSO-traject gestopt, omdat het maximaal haalbare tussen de ouders was bereikt. Het tweede doel ziet op een duidelijke verdeling van de zorg- en opvoedtaken. De moeder stelt dat aan dat doel is voldaan, maar dat de GI het nu anders wil. Het derde doel ziet op het zicht verkrijgen op het effect van de ruzies tussen de ouders op de ontwikkeling van de kinderen. Dat doel is volgens de moeder ook behaald, nu dit is onderzocht door KLIM. Verdere onderzoeken voor de kinderen zijn volgens de GI op dit moment te belastend. Verder is het vertrouwen van de moeder in de GI verminderd, heeft zij het gevoel geen tot weinig terugkoppeling van de GI te krijgen op de vragen die zij stelt en moet zij veel dingen zelf regelen, omdat de GI en/of de vader het nalaten. Een persoonlijk begeleider voor de moeder kan helpend zijn. Zij heeft al bepaalde hulpvragen uitgezet. Verder is mediation mogelijk een oplossing om de situatie te doorbreken.
Ten aanzien van het verzoek tot het wijzigen van de zorgregeling is primair aangevoerd dat de GI niet ontvankelijk is in haar verzoek. De GI verzoekt de zorgregeling te wijzigen op grond van artikel 1:265g lid 2 BW, terwijl de huidige zorgregeling geen zorgregeling als bedoeld in het eerste lid van dat artikel is. Daarbij komt dat er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden. Subsidiair is verzocht het verzoek af te wijzen, nu de GI onvoldoende heeft onderbouwd waarom een 50/50-regeling en de bijkomende afspraken passend zijn en meer rust voor de kinderen met zich mee zou brengen. Ook is niet duidelijk geworden hoe een 50/50-regeling er in de praktijk uit zou moeten zien, gelet op de huidige situatie en (het gebrek aan) de oudercommunicatie. Daarbij komt nog dat de GI het verzoek niet of onvoldoende voorafgaand met de moeder heeft besproken. Meer subsidiair verzoekt de advocaat om op grond van artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) een NIFP-onderzoek te gelasten.
4.3.
Door en namens de vader is aangevoerd dat hij het eens is de verzoeken. Met de voorgestelde maatregelen kan het loyaliteitsconflict voor de kinderen worden beperkt en kan ervoor kan worden gezorgd dat de vader (meer) contact met de kinderen heeft. Nu de omgang tussen de vader en de kinderen nog niet eerder een langere periode goed is verlopen, blijft de ondertoezichtstelling nodig. Ten aanzien van het verzoek tot het wijzigingen van de zorgregeling stelt de advocaat dat er wel sprake is van gewijzigde omstandigheden, wat maakt dat de GI ontvankelijk is in haar verzoek. Verder ziet de vader geen meerwaarde in een NIFP-onderzoek, nu de moeder zich verzet tegen iedere hulpverlening die tegen haar mening ingaat. Verder merkt de advocaat van de vader op dat de moeder onjuist informatie verstrekt en de uitbreiding van de omgangsregeling frustreert door de afgelopen maanden na het omgangsweekend een e-mailbericht naar de vader en de GI te sturen, waarin de moeder meldt dat de kinderen blauwe plekken hebben en/of door de vader zijn geslagen. De vader wil niets anders dan dat alle kinderen een onbezorgd contact met beide ouders hebben, zij niet worden belast met de problematiek tussen de ouders en zij niet langer klem tussen de ouders zitten. De vader probeert dat al jaren te bewerkstelligen, maar de moeder werkt dat tegen. Ook wil hij voorkomen dat er een tweespalt tussen de kinderen ontstaat. Daarvoor is belangrijk dat alle kinderen omgang met de vader hebben. Dit lukt nog niet als het gaat om de vakanties.
Zelf heeft de vader gezegd dat hij voldoende ruimte in zijn woning voor alle kinderen heeft en dat hij al afspraken met zijn werkgever heeft gemaakt voor als de 50/50-regeling wordt toegewezen. Ook heeft hij een netwerk dat hem kan ondersteunen en is hij bereid om financieel aan de kosten voor de kinderen bij te dragen, waarover hij met de moeder in gesprek wil.

5.De beoordeling

In de zaak met kenmerk 24-1820 (verlenging ondertoezichtstelling)
Wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 1:255 lid 1 BW en zal het verzoek toewijzen voor de duur van elf maanden, te weten met ingang van 18 december 2024 en tot 18 november 2025. Hij legt dit hierna uit.
5.3.
De kinderrechter overweegt hiertoe dat de zorgen onverminderd aanwezig zijn en dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Hij stelt vast dat de (opvoed)situatie van de kinderen in de afgelopen periode zelfs is verslechterd. Nadat de oudercommunicatie een periode beter leek te gaan, is de communicatie tussen de ouders sinds maart 2024 verhardt en wordt de communicatie gekenmerkt door verwijten, aannames en beschuldigingen door beide ouders. Het lukt de ouders niet om zakelijk met elkaar te communiceren over de verzorging en opvoeding van de kinderen en daar zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] de dupe van. Daarnaast stelt de kinderrechter vast dat de verdeling van de zorg- en opvoedtaken, zoals vastgesteld bij beschikking van deze rechtbank van 12 juli 2023, niet altijd wordt nageleefd. Zo zijn niet alle kinderen in de zomervakantie naar de vader gegaan. Ook lukt het de moeder nog onvoldoende om emotionele toestemming aan de kinderen te geven om naar de vader te gaan. Verder baart het de kinderrechter grote zorgen dat hulpverlening heeft aangegeven dat de kinderen momenteel geen baat zullen hebben bij de inzet van individuele hulpverlening, nu de hulpverlening te belastend voor de kinderen zal zijn en vanwege het risico op een dubbel loyaliteitsconflict. Het eerdergenoemde maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat de kinderen in de afgelopen periode nog meer klem zijn komen te zitten en dat de betrokkenheid van de regievoerder in het gedwongen kader noodzakelijk blijft.
5.4.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat de GI de komende periode meer tijd en aandacht voor de communicatie richting de ouders heeft. Hij vindt het een goed idee als de moeder in het contact met de GI wordt begeleid, bijvoorbeeld in de vorm van een coach. Dit om ervoor te zorgen dat de communicatie tussen de moeder en de GI soepeler verloopt, er geen miscommunicatie ontstaat en zij van elkaar begrijpen hoe zij met de ander om moeten gaan. Wellicht heeft de vader hier ook behoefte aan. Verder vindt de kinderrechter het belangrijk dat de GI binnen de ondertoezichtstelling en op basis van de rechterlijke uitspraak van 12 juli 2023 ervoor zorgt dat de contactmomenten tussen de vader en de kinderen doorgang vinden. Daarnaast moet er worden toegewerkt naar een situatie waarin de kinderen – voor zover nodig – op individuele basis steun kunnen krijgen vanuit de hulpverlening om zich verder te kunnen ontwikkelen. Om dat te bereiken, dient de GI de ouders te ondersteunen om ervoor te zorgen dat de strijd tussen de ouders stopt en de kinderen geen spanningen (tussen de ouders) meer hoeven ervaren. Hierbij verwacht de kinderrechter van beide ouders dat zij kritisch naar hun eigen aandeel in de situatie gaan kijken en zichzelf de vraag gaan stellen wat zij zelf kunnen doen om de (opvoed)situatie voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] te verbeteren. Gelet op de huidige stand van zaken ziet de kinderrechter geen aanleiding de maatregel voor een kortere duur dan de resterende elf maanden van het verzoek te bepalen.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
In de zaak met kenmerk 24-1941 (wijziging verdeling zorg- en opvoedtaken)
Ontvankelijkheid van de GI
5.6.
Anders dan door en namens de moeder in het verweerschrift en tijdens de mondelinge behandeling is aangevoerd, is de kinderrechter van oordeel dat de GI ontvankelijk is in haar verzoek. Hij overweegt hiertoe dat artikel 1:265g, tweede lid, BW bepaalt dat de kinderrechter op verzoek van (in dit geval) de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een bij rechterlijke beslissing vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan wijzigen voor zover (in dit geval) er sprake is van gewijzigde omstandigheden en dit in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Hij stelt vast dat de (opvoed)situatie van de kinderen in de afgelopen periode is verslechterd en dat de kinderen steeds meer klem zijn komen te zitten tussen de ouders.
Wettelijk kader
5.7.
Ingevolge artikel 1:265g BW kan de kinderrechter gedurende de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedtaken wijzigen of vaststellen indien dat in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
Inhoudelijke beoordeling
5.8.
Op basis van het verzoekschrift en de overige stukken in het dossier en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat hij op dit moment onvoldoende is geïnformeerd om een beslissing op het verzoek van de GI te nemen. Onduidelijk is wat de mogelijkheden voor de kinderen zijn en welke verdeling van de zorg- en opvoedtaken het meest in het belang van de kinderen is, gelet op onder meer de huidige (opvoed)situatie en het gebrek aan communicatie tussen de ouders. De kinderrechter heeft behoefte aan meer informatie en een advies. Nu hij het een te grote belasting voor de kinderen vindt om een NIFP-onderzoek te gelasten, wil hij zich op grond van artikel 810 Rv over het verzoek van de GI laten adviseren door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad), regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, waarbij de volgende vraag centraal dient te staan:
- Welke mogelijkheden ziet de Raad, gelet de stand van zaken binnen de ondertoezichtstelling en gelet op persoon van de kinderen en de ouders en het gebrek aan oudercommunicatie, als het gaat om het wijzigen van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken?
- In hoeverre is de verzochte wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken in het belang van de kinderen?
5.9.
Gelet op het bovenstaande zal de kinderrechter het verzoek tot het wijzigen van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken aanhouden in afwachting van het advies van de Raad, waarna de kinderrechter tijdens de hierna te noemen mondelinge behandeling opnieuw met alle aanwezigen en een vertegenwoordig(st)er van de Raad in gesprek zal gaan over het verzoek van de GI. De kinderrechter houdt het verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2025 om [uur]. De aanwezigen hebben met die zittingsdatum ingestemd. De kinderrechter verwacht dat de GI het volledige dossier ter beschikking aan de Raad zal stellen en verzoekt de Raad om één week voorafgaand aan de eerdergenoemde mondelinge behandeling (uiterlijk 18 maart 2025) de kinderrechter via een briefrapportage te adviseren over het verzoek, en ervoor zorg te dragen dat een vertegenwoordig(st)er van de Raad tijdens de mondelinge behandeling aanwezig zal zijn.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met kenmerk 24-1820
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] met ingang van 18 december 2024 en tot 18 november 2025;
6.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
In de zaak met kenmerk 24-1941
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek van de GI tot het wijzigen van de bij beschikking van 12 juli 2023 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedtaken aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2025 om [uur]voor de duur van 60 minuten ten overstaan van mr. B.J. Duinhof, welke wordt gehouden in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant,
locatie Middelburg, Kousteensedijk 2, 4331 JE,
in afwachting van de briefrapportage van de Raad;
6.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor de mondelinge behandeling van [datum] 2025 om [uur] voor vader en zijn advocaat, de moeder en haar advocaat en de GI;
6.5.
bepaalt dat de Raad per aparte brief voor de mondelinge behandeling van [datum] 2025 om [uur] zal worden opgeroepen;
6.6.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 16 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.