ECLI:NL:RBZWB:2024:8609

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
11019261 CV EXPL 24-1625
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. de Graauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over gebreken bij de plaatsing van een dakkapel en de gevolgen voor schadevergoeding en betalingsverplichtingen

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [de klant] en Benelux Dakkapellen B.V. De zaak betreft de plaatsing van een dakkapel door Benelux op de woning van [de klant], waarbij meerdere gebreken aan de dakkapel zijn geconstateerd. De kantonrechter oordeelt dat Benelux toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst, waardoor zij in verzuim is geraakt. [de klant] heeft Benelux voldoende gelegenheid geboden om de gebreken te herstellen, maar Benelux heeft hier geen gebruik van gemaakt. Hierdoor heeft [de klant] haar vordering tot herstel omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding, die door de kantonrechter is vastgesteld op € 5.600,00 inclusief btw, op basis van een expertiserapport. Daarnaast zijn ook de kosten van het expertiserapport en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen aan [de klant]. De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat [de klant] de resterende aanneemsom van € 7.700,00 aan Benelux verschuldigd blijft, ondanks de gebreken, omdat de opschorting van de betalingsverplichting niet gerechtvaardigd was. De proceskosten zijn voor Benelux, die grotendeels ongelijk heeft gekregen in de conventie.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11019261 \ CV EXPL 24-1625
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van:
[de klant],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [de klant] ,
gemachtigde: mr. M.B. van Munster,
tegen
BENELUX DAKKAPELLEN B.V.,
te Tilburg ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Benelux,
gemachtigde: [gemachtigde] .
Korte samenvatting van de zaak en de beslissing
Deze zaak gaat over de dakkapel die door Benelux op de woning van [de klant] is geplaatst. Gebleken is dat er van meet af sprake is van meerdere gebreken aan die dakkapel. Benelux is tekortgeschoten in haar verplichtingen. Een belangrijke vraag is of [de klant] Benelux voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om de gebreken te herstellen. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter het geval. Benelux heeft niet tijdig gebruik gemaakt van die gelegenheid en is daarom in verzuim gekomen. Dat geldt niet voor [de klant] . [de klant] hoefde de factuur van Benelux op dat moment nog niet te betalen. [de klant] heeft haar vordering tot herstel (nakoming) succesvol omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. De kantonrechter stelt die vergoeding op basis van het expertiserapport van [deskundige 1] vast op
€ 5.600,00 inclusief btw. De kosten van dat rapport worden, evenals de buitengerechtelijke incassokosten, ook toegewezen. In totaal is Benelux aan [de klant] een bedrag van € 7.751,95 inclusief btw verschuldigd, te vermeerderen met wettelijke rente en de proceskosten. Daar staat tegenover dat [de klant] de resterende aanneemsom van € 7.700,00 inclusief btw nog aan Benelux moet voldoen. Hieronder legt de kantonrechter uit hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Leeswijzer
Eerst wordt in paragraaf 1 kort opgesomd welke stappen er in deze procedure zijn gezet tot het moment van deze uitspraak. Daarna worden in paragraaf 2 een aantal feiten vermeld waarover partijen het eens zijn, of die niet zijn betwist en die de kantonrechter belangrijk vindt voor de beoordeling van de zaak. In paragraaf 3 wordt kort uiteengezet wat de vorderingen van partijen over en weer precies inhouden, wat zij daaraan ten grondslag hebben gelegd en wat de ander daartegen heeft aangevoerd. In paragraaf 4 van dit vonnis wordt toegelicht hoe de kantonrechter tot haar conclusies is gekomen. De uiteindelijke beslissing is vermeld in paragraaf 5 van dit vonnis.

1.De procedure

1.1.
Hoe de procedure is verlopen blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 22 maart 2024 met 17 producties,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie met 5 producties,
- het tussenvonnis van 29 mei 2024,
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overlegging productie 18 van [de klant] ,
- de akte overlegging productie (6-7) van Benelux,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 oktober 2024, waaraan de zittingsaantekeningen van de griffier zijn gehecht,
- de beslissing van 28 oktober 2024 op het verzoek tot wraking van de kantonrechter, waarin het verzoek is afgewezen.
1.2.
Vervolgens is bij rolbeslissing van 13 november 2024 vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[de klant] is eigenaar van een woning in [plaats] .
2.2.
Benelux is een onderneming die zich bezighoudt met dakdekken en het bouwen van dakconstructies.
2.3.
[de klant] heeft Benelux benaderd omdat zij haar houten dakkapel wilde vervangen door een kunststof dakkapel. Op 20 maart 2023 heeft Benelux (in de persoon van de heer
[naam 1] ) een bezoek gebracht aan [de klant] . Partijen hebben de wensen van [de klant] besproken en Benelux heeft de situatie bekeken en de dakkapel (in)gemeten.
2.4.
Op 28 april 2023 heeft [de klant] akkoord gegeven op de offerte van Benelux en is er een overeenkomst van aanneming van werk tussen partijen tot stand gekomen. Het betrof de levering en plaatsing van een kunststof dakkapel, voorzien van naar binnen draaiende draai-/
kiepramen. In de offerte hebben alle kozijnen (vijf stuks) elk een breedte van 946 mm.
2.5.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Benelux van toepassing. Hierin is, voor zover relevant, opgenomen:
- 70% bij oplevering in overeenstemming met de opleveringsprocedure,
- de klant dient betalingen binnen 24 uur na levering van het product te hebben voldaan,
- betalingstermijnen worden beschouwd als fatale betalingstermijnen.
2.6.
De aanneemsom bedroeg € 11.000,00 inclusief btw. In de offerte is vermeld: “30% aanbetaling en 70% na plaatsing van de dakkapel”. [de klant] heeft de aanbetaling van 30% à
€ 3.300,00 op 28 april 2023 voldaan.
2.7.
Op 16 juni 2023 heeft Benelux een factuur aan [de klant] verstuurd voor een bedrag van € 7.700,00 inclusief btw (70% van de aanneemsom) met een betalingstermijn van zeven dagen. Als omschrijving is vermeld: “Slotbetaling voor het leveren en monteren dakkapel volgens offerte nummer: [nummer] ”.
2.8.
Op 19 juni 2023 zijn de werkzaamheden door Benelux uitgevoerd. Benelux heeft de oude dakkapel verwijderd en de nieuwe dakkapel geplaatst bij [de klant] .
2.9.
Op 20 juni 2023 heeft [de klant] via WhatsApp geklaagd bij Benelux omdat een van de ramen niet open bleef staan. Benelux is toen langsgekomen. Op 21 juni 2023 heeft [de klant] via WhatsApp meegedeeld dat er een trespa plaat krom stond. In de dagen daarna, tot
30 juni 2023, heeft [de klant] via WhatsApp nog een aantal klachten geuit over onder andere een kleiner(e) hor/raam (een ongelijke breedte van de ramen) en scheurtjes in kozijnen. In die periode is er door partijen over en weer ook gesproken over een financiële, door [de klant] aan Benelux te betalen, vergoeding. Hierbij zijn verschillende bedragen genoemd, waaronder € 6.075,00 inclusief btw. Partijen hebben echter geen overeenstemming bereikt. [de klant] heeft geen betaling verricht.
2.10.
Op 30 juni 2023 heeft [de klant] een brief aan Benelux verstuurd met als onderwerp “ingebrekestelling” en daarin een achttal punten opgesomd. [de klant] heeft aan Benelux meegedeeld dat zij het belangrijk vindt dat deze punten snel hersteld worden en dat zij een termijn van veertien dagen daarvoor redelijk acht.
2.11.
In haar e-mail van 4 juli 2023 heeft Benelux hierop gereageerd. Benelux heeft meegedeeld dat zij meent aan haar verplichtingen te hebben voldaan. Zij beschrijft wat zij aan enkele klachten zou kunnen doen. Tot slot eist Benelux onverkort betaling van de resterende aanneemsom van € 7.700,00. [de klant] heeft in reactie daarop haar standpunt gehandhaafd en Benelux nogmaals gewezen op de gegeven termijn van veertien dagen.
2.12.
[de klant] heeft daarna haar gemachtigde ingeschakeld. Op verzoek van [de klant] heeft [deskundige 1] (hierna: [deskundige 1] ) vervolgens een expertiseonderzoek verricht op 17 augustus 2023. [de klant] was hierbij aanwezig, net als Benelux (in de persoon van de heer [naam 2] ).
2.13.
Benelux heeft daarna ook haar gemachtigde ingeschakeld. Hij heeft op 29 augustus 2023 een brief verstuurd aan [de klant] . [de klant] is hierin gesommeerd om, in afwachting van het deskundigenrapport, in ieder geval alvast het door haar eerder genoemde bedrag van
€ 6.075,00 inclusief btw te voldoen.
2.14.
De gemachtigde van [de klant] heeft dezelfde dag (op 29 augustus 2023) per e-mail gereageerd. Hierin heeft hij erop gewezen dat een expertiserapport aanstaande is en dat het logisch en voor beide partijen verstandig is om de uitkomst van het onderzoek af te wachten. Daarnaast is de betaling van die factuur opgeschort “nu er een sterk vermoeden bestaat dat de schade van cliënten de resterende factuur zal overstijgen”.
2.15.
Op 13 oktober 2023 heeft [deskundige 1] het bouwkundig expertiserapport afgerond. In antwoord op de vraag of het uitgevoerde werk voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk is geantwoord: “neen, aan het uitgevoerde werk zijn gebreken aangetroffen”. Op de vraag wie aansprakelijk is voor de gebreken, is geantwoord dat “naar de mening van [deskundige 1] Benelux Kozijnen verantwoordelijk is voor de gebreken”. In de onderzoeksrapportage is dit nader gemotiveerd per gebrek. De totale kosten voor alle hersteladviezen bij elkaar opgeteld bedragen ongeveer € 7.700,00 inclusief btw.
2.16.
De gemachtigde van [de klant] heeft het rapport van [deskundige 1] dezelfde dag (op 13 oktober 2023) doorgestuurd aan de gemachtigde van Benelux. Bij de betreffende e-mail zijn ook offertes gevoegd. Daarnaast is melding gemaakt van de gemaakte kosten. In totaal heeft [de klant] aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van € 13.570,74 - € 13.970,74, minus het nog openstaande restant van de aanneemsom van € 7.700,00 inclusief btw.
2.17.
Op 26 oktober 2023 heeft de gemachtigde van Benelux schriftelijk gereageerd. Zij heeft de inhoud van het rapport van [deskundige 1] betwist. Er is voorgesteld om een aantal gebreken kosteloos te herstellen en een deel van de kosten te vergoeden. Het voorstel hield in dat [de klant] nog een bedrag van € 6.850,00 aan Benelux moest betalen.
2.18.
Partijen hebben vervolgens over en weer nader onderhandeld maar geen overeenstemming bereikt.
2.19.
Benelux heeft ervoor gekozen om haar recht op een contra-expertise uit te oefenen.
De contra-expertise is uitgevoerd door de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ) van [bedrijf 1] op 18 januari 2024.
2.20.
De inleidende dagvaarding is op 22 maart 2024 aan Benelux betekend.
2.21.
Het rapport van [naam 3] van 28 april 2024 is op 6 mei 2024 aan [de klant] verstrekt. De procedure is voortgezet.

3.De vordering en het verweer

in conventie:
3.1.
[de klant] vordert – kort samengevat – veroordeling van Benelux tot betaling van € 5.651,39, vermeerderd met rente en kosten, waaronder ook expertisekosten van in totaal
€ 2.244,35 en de proceskosten.
3.2.
[de klant] legt hieraan ten grondslag dat Benelux toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst (artikel 6:74 BW). De dakkapel heeft namelijk gebreken. Benelux verkeert ook in verzuim. Zij is namelijk in de gelegenheid gesteld om binnen een redelijke termijn herstel uit te voeren, maar daar heeft zij geen gebruik van gemaakt. [de klant] vordert nu een vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 BW). De omvang daarvan is onder andere gebaseerd op een offerte van [deskundige 2] (hierna: [deskundige 2] ) van € 9.506,39 inclusief btw. [de klant] vordert ook een vergoeding van de redelijke kosten ter vaststelling van de aard van de schade en de aansprakelijkheid hiervoor (artikel 6:96 lid 2 sub b BW), en ook ter verkrijging van voldoening zonder tussenkomst van de rechter (artikel 6:96 lid 1 sub c BW). Benelux is tot slot de wettelijke rente en de proceskosten verschuldigd, aldus [de klant] .
3.3.
Benelux betwist dat er sprake is van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en van verzuim. Daarnaast voert Benelux aan dat het juist [de klant] is die in schuldeisersverzuim verkeert omdat zij het restant van € 7.700,00 inclusief btw van de aanneemsom niet (tijdig) heeft betaald (artikel 6:59 BW). Ook verkeert [de klant] in schuldeisersverzuim omdat zij alle redelijke oplossingen van Benelux heeft gefrustreerd (artikel 6:58 BW). [de klant] had Benelux in de gelegenheid moeten stellen om eventuele gebreken weg te nemen (artikel 7:759 BW). Benelux concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [de klant] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [de klant] in de kosten van deze procedure en in de nakosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie:
3.5.
Benelux vordert – kort samengevat – veroordeling van [de klant] tot betaling van € 7.700,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.6.
Benelux legt hieraan ten grondslag dat de werkzaamheden goed en deugdelijk door haar zijn uitgevoerd en voltooid. [de klant] is de resterende aanneemsom van € 7.700,00 inclusief btw nog steeds verschuldigd. Benelux vordert dan ook nakoming.
3.7.
[de klant] voert hiertegen aan dat zij haar betalingsverplichting heeft opgeschort (artikel 6:52 BW). Benelux had haar verplichting, dat wil zeggen het deugdelijk plaatsen van de dakkapel, al moeten nakomen. Benelux heeft een deel van de gebreken erkend. Dat er gebreken zijn, blijkt ook uit de expertise van [deskundige 1] en de contra-expertise van [naam 3] . Er is een directe samenhang tussen de wanprestatie van Benelux en de vordering van [de klant] . De opschorting is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar, in het bijzonder omdat de hoogte van de herstelkosten de resterende aanneemsom overstijgen. [de klant] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Benelux, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Benelux in de kosten van deze procedure.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie:
4.1.
De vorderingen van [de klant] (in conventie) en de tegenvordering van Benelux (in reconventie) vloeien voort uit dezelfde overeenkomst en vertonen daarom veel samenhang. De vorderingen zullen hieronder dan ook gezamenlijk worden behandeld.
Toetsingskader vervangende schadevergoeding
4.2.
[de klant] vordert vervangende schadevergoeding. In de inleidende dagvaarding is artikel 6:74 BW genoemd, maar de kantonrechter vult de rechtsgronden ambtshalve aan, in die zin dat de vordering getoetst zal worden aan artikel 6:87 BW. Hieruit volgt dat zowel
verzuimals een
omzettingsverklaringis vereist. De kantonrechter komt tot de conclusie dat aan beide vereisten is voldaan. Die conclusie wordt hieronder toegelicht.

Benelux verkeert inverzuim
4.3.
Verzuim treedt in wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • de schuldenaar moet presteren; de prestatie is opeisbaar,
  • er is een vertraging in de nakoming, zoals in geval van een herstelbare ondeugdelijke nakoming; nakoming is niet blijvend onmogelijk,
  • aan de vereisten van artikel 6:82 of 6:83 BW is voldaan, en
  • de vertraging in de nakoming kan aan de schuldenaar worden toegerekend.
Dat naar het oordeel van de kantonrechter aan deze voorwaarden is voldaan, blijkt uit de volgende overwegingen.
Benelux moest presteren
4.4.
Vast staat dat de prestatie van Benelux inhield dat de dakkapel door haar geleverd, deugdelijk geplaatst en gemonteerd moest worden bij [de klant] . De werkzaamheden hebben plaatsgevonden op 19 juni 2023. De dakkapel is diezelfde dag aan [de klant] opgeleverd. [de klant] heeft weliswaar gesteld dat het werk nog niet zou zijn opgeleverd omdat de werkzaamheden na de plaatsing niet naar behoren waren afgerond, maar dat betoog houdt geen stand. Vast staat dat de dakkapel op 19 juni 2023 is geplaatst en dat het werk in één dag is verricht.
Er is een vertraging in de nakoming
-
nietaan de zijde van [de klant]
4.5.
Benelux heeft aangevoerd dat [de klant] (eerst) in verzuim is gekomen, althans in schuldeisersverzuim (artikel 6:59 BW) is gekomen, omdat zij de restantaanneemsom niet (tijdig) heeft betaald. Volgens de algemene voorwaarden moest betaling namelijk plaatsvinden binnen 24 uur na plaatsing, oftewel uiterlijk op 20 juni 2023, aldus Benelux.
4.6.
Zoals de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling al aan Benelux heeft voorgehouden gaat deze betalingstermijn niet op. De termijn is weliswaar vermeld in de algemene voorwaarden van Benelux, maar zij heeft zich in haar factuur voor het restant van € 7.700,00 zelf niet gehouden aan die termijn. Zij heeft in de factuur van 16 juni 2023 namelijk een betalingstermijn van zeven dagen toegepast. Zodoende kan Benelux [de klant] ook niet aan de termijn van 24 uur houden. Niet gesteld of gebleken is dat er een andere termijn overeengekomen is. Dit betekent dat [de klant] daags na de plaatsing niet van rechtswege in (schuldeisers)verzuim is gekomen.
4.7.
Overigens acht de kantonrechter het beding in de algemene voorwaarden van Benelux, die de kantonrechter ambtshalve moet toetsen, meer specifiek de betalingstermijn van 24 uur en het fatale karakter daarvan, onredelijk bezwarend (artikel 6:233 sub a BW / artikel 3 lid 1 Richtlijn oneerlijke bedingen). Het beding veroorzaakt namelijk een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de rechten en plichten van partijen, in het nadeel van [de klant] . Niet gesteld of gebleken is dat hierover door partijen onderhandeld is.
-
welaan de zijde van Benelux; er is voldaan aan de eisen van artikel 6:82 BW (en artikel 7:759 lid 1 BW)
4.8.
De kantonrechter overweegt voorts dat uit de WhatsApp-berichten van [de klant] aan Benelux in de periode van 20 juni 2023, de dag na de plaatsing, tot en met 30 juni 2023 volgt dat zij diverse opmerkingen heeft gemaakt over de dakkapel. Zij heeft Benelux steeds gevraagd om te komen kijken. Haar klachten heeft [de klant] vervolgens opgesomd en aangevuld in een brief van 30 juni 2023, waarin zij Benelux een termijn van veertien dagen heeft geboden om tot herstel hiervan over te gaan. Het ging om de volgende punten:
-
1 raam en hor in de badkamer is kleiner. Dus zijn er niet 5 gelijkwaardige ramen,
- de kozijnen staan niet waterpas,
- de horren zijn zeer moeilijk/niet te plaatsen en verwijderen, ze klemmen,
- de ramen blijven niet open staan,
- er zijn aan de binnenkant 2 scheurtjes in kozijnen,
- buitenkant staat 1 trespa plaat krom,
- er ontstaat nu al condensvorming terwijl het zomer is,
- het repareren en/of vergoeden van de schade, door uw toedoen ontstaan. Zoals o.a. electra, stucwerk, constructie dragen blak, meerprijs werkzaamheden andere bedrijven.
4.9.
[de klant] heeft naar het oordeel van de kantonrechter door haar brief van 30 juni 2023 voldaan aan het vereiste van artikel 6:82 lid 1 BW: Benelux is in gebreke gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij haar een redelijke termijn voor de nakoming (herstel) is geboden.
4.10.
Daarnaast heeft [de klant] naar het oordeel van de kantonrechter met haar WhatsApp-berichten en met haar brief van 30 juni 2023 voldaan aan het vereiste van artikel 7:759 lid 1 BW.
Dit vereiste houdt in dat de opdrachtgever ( [de klant] ), indien het werk na oplevering gebreken vertoont waarvoor de aannemer (Benelux) aansprakelijk is, aan de aannemer de gelegenheid moet geven om de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen. Een uitzondering hierop (“tenzij”) geldt als het in verband met de omstandigheden niet van de opdrachtgever kan worden gevergd. Tot slot doet deze plicht niets af (“onverminderd’) aan de aansprakelijkheid van de aannemer voor schade ten gevolge van de gebrekkige oplevering. Het gaat dus in feite om een vordering tot nakoming. De strekking van de bepaling is dat de aannemer in beginsel de kans moet krijgen om gebreken te herstellen om daarmee te voorkomen dat er een vervangende schadevergoeding moet worden betaald. Herstel zal immers in de regel minder kosten met zich meebrengen dan wanneer een derde tot herstel overgaat.
In haar conclusie van antwoord en ook tijdens de mondelinge behandeling heeft Benelux herhaaldelijk verwezen naar deze wettelijke bepaling en aangevoerd dat zij door [de klant] in de gelegenheid moe(s)t worden gesteld om de gebreken te herstellen.
De kantonrechter stelt voorop dat hieruit volgt dat Benelux erkent dat de dakkapel na oplevering gebreken vertoont waarvoor zij aansprakelijk is. Benelux miskent echter dat zij door de WhatsApp-berichten en de brief van [de klant] van 30 juni 2023 ruimschoots in de gelegenheid is geweest om de gebreken weg te nemen binnen een redelijke termijn en ook zonder daar voorwaarden aan te stellen. De brief van [de klant] van 30 juni 2023 is expliciet gericht op herstel (nakoming). Een termijn van veertien dagen acht de kantonrechter ook redelijk.
4.11.
In haar schrijven van 4 juli 2023 heeft Benelux echter afwijzend gereageerd. Zij biedt weliswaar aan dat een monteur “de horren enkele malen zal plaatsen en verwijderen”, “de kozijnen opnieuw zal controleren”, “de buitenste trespa plaat zal aanpassen conform de vereiste specificaties”, en dat zij “twee nieuwe kozijnvleugels heeft besteld”, maar zij deelt daaraan voorafgaand uitdrukkelijk mee dat “zij echter van mening is aan haar verplichtingen te hebben voldaan”. Bovendien ziet Benelux af van een eerder aanbod om meerkosten van
€ 850,00 voor haar rekening te nemen en eist zij onverkort volledige betaling van de resterende aanneemsom van € 7.700,00 inclusief btw. Benelux schrijft verder: “
het valt mij tevens op dat u tot op heden nog steeds in gebreke blijft met uw betaling waardoor u verzuimt uw betalingsverplichtingen na te komen. Om die reden heb ik vandaag een schriftelijke herinnering aan u verzonden. Bij uitblijvende betaling zult u gehouden zijn tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en eventuele schadevergoeding. Bovendien behouden wij ons het recht voor om vanaf de dag dat u in verzuim bent, een actuele rente per maand in rekening te brengen. Indien u in gebreke blijft met uw betaling, behouden wij ons het recht voor om onze verplichtingen op te schorten totdat u aan uw betalingsverplichting heeft voldaan”.
Naar het oordeel van de kantonrechter kon deze reactie van Benelux door [de klant] moeilijk anders worden geïnterpreteerd dan een
voorwaardelijkaanbod tot herstel, in die zin dat Benelux
eerstbetaling van het bedrag van € 7.700,00 verlangde. Daar komt bij dat Benelux ook niet concreet heeft voorgesteld wanneer zij de werkzaamheden kon uitvoeren. Zij is (dus) ook niet daadwerkelijk overgegaan tot de uitvoering van de door haar genoemde werkzaamheden. Dat Benelux de gelegenheid tot herstel niet heeft benut, is haar eigen keuze. Dat wil niet zeggen dat die gelegenheid alsnog door [de klant] moet worden gegeven.
4.12.
Dat er voorafgaand aan de ingebrekestelling van 30 juni 2023 is gesproken over een financiële afwikkeling van het geschil tussen partijen, doet aan het voorgaande niets af. Dit is te beschouwen als het voeren van schikkingsonderhandelingen, gevoerd door [de klant] als consument, op dat moment nog zonder professionele rechtsbijstand. Niet aangenomen kan worden dat [de klant] hierbij haar rechten heeft prijsgegeven. In haar reactie op de e-mail van Benelux van 4 juli 2023 heeft [de klant] bovendien haar standpunt (de aan Benelux geboden gelegenheid tot herstel) en ook de termijn van veertien dagen uitdrukkelijk gehandhaafd. Nakoming is binnen die termijn uitgebleven. Benelux is daarom per 15 juli 2023 in verzuim gekomen.
De vertraging in de nakoming kan aan Benelux worden toegerekend
4.13.
Vast staat dat [de klant] [deskundige 1] heeft ingeschakeld voor een expertiseonderzoek. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2023 en op 13 oktober 2023 is het rapport hiervan opgemaakt. Uit het rapport volgt dat aan het uitgevoerde werk gebreken zijn aangetroffen, namelijk (genummerd volgens het rapport en doorgehaald wat door [deskundige 1] niet van toepassing is geacht):
schade aan betimmering ontstaan
dakkapel staat niet in een rechte lijn
linker en rechter kozijn zijn niet waterpas en te lood gemonteerd
breedte van de ramen is niet aan elkaar gelijk
twee scheuren in de hoekverbindingen van de ramen
bediening ramen erg hoog en zwaar (ten opzichte van gestelde verwachting [de klant] )
boven de kozijnen is geen ruimte voor een rolgordijn
beschadiging langs de plafonds (lager dan het voormalige gipsplafond)
stucwerkschade langs de muur in de slaapkamer
vensterbank hoger dan voorheen gemonteerd
horren moeilijk bedienbaar
condensvorming op de buitenzijde van de beglazing
[deskundige 1] concludeert dat Benelux verantwoordelijk is voor (het ontstaan van) de gebreken. Dit is in het rapport per gebrek gemotiveerd.
4.14.
De kantonrechter stelt vast dat deze gebreken (grotendeels) overeenkomen met de opsomming van [de klant] in haar brief van 30 juni 2023. Om die reden is het dus, anders dan Benelux betoogt, ook niet zo dat zij pas na 13 oktober 2023 in de gelegenheid kon worden gesteld om gebreken weg te nemen. Nog daargelaten dat van Benelux als professioneel aannemer verwacht mag worden dat zij zelf ook in staat is om te onderzoeken of, en in hoeverre er gebreken zijn ontstaan in haar werk. Zij behoort daarin niet een afwachtende houding aan te nemen.
4.15.
De contra-expertise die Benelux door [naam 3] heeft laten uitvoeren op 18 januari 2024, doet daarnaast ook niets af aan de conclusies van [deskundige 1] . Het rapport van [naam 3] voldoet namelijk niet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld, om te kunnen dienen als contra-expertise. [naam 3] heeft het rapport van [deskundige 1] grotendeels letterlijk overgenomen, maar daaruit tegelijkertijd delen, zoals mededelingen van [de klant] , weggelaten en herstelkosten verlaagd, zonder hiervoor een verklaring te geven. Daarnaast bevestigt [naam 3] dat er meerdere gebreken kleven aan het werk, maar komt hij toch tot de conclusie dat het werk voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Ook hiervoor wordt geen verklaring gegeven, zodat die conclusie niet zonder meer kan worden gevolgd. In het rapport is tot slot niet de vraag opgenomen en dus ook niet beantwoord, wie er aansprakelijk is voor de gebreken. Kortom, de kantonrechter laat het rapport van [naam 3] verder buiten beschouwing.
Tussenconclusie
4.16.
Gelet op dit alles is de kantonrechter van oordeel dat Benelux moest presteren, maar haar werkzaamheden niet deugdelijk heeft uitgevoerd. [de klant] heeft Benelux in de gelegenheid gesteld om de gebreken weg te nemen. Doordat Benelux de gestelde redelijke termijn voor nakoming onbenut heeft gelaten, is zij per 15 juli 2023 in verzuim gekomen. [de klant] verkeert daarentegen niet in (schuldeisers)verzuim.

[de klant] heeft de verbintenis tot nakomingomgezetin een verbintenis tot vervangende schadevergoeding
4.17.
Omzetting van een verbintenis in een tot vervangende schadevergoeding vindt plaats doordat de schuldeiser ( [de klant] ) de schuldenaar (Benelux) schriftelijk meedeelt dat zij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert (artikel 6:87 BW); formele bewoordingen zijn niet nodig. Iedere schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat de schuldeiser schadevergoeding wenst, is voldoende. Of de keuze van de schuldeiser voor omzetting is gemaakt, zal door uitleg van de verklaring moeten worden vastgesteld.
4.18.
De kantonrechter oordeelt dat [de klant] door de e-mail (van haar gemachtigde) van
13 oktober 2023 een omzettingsverklaring heeft gericht aan (de gemachtigde van) Benelux. Deze (eenzijdige wils)verklaring heeft Benelux, blijkens de reactie van 26 oktober 2023, bereikt en heeft dus werking. De kantonrechter licht haar oordeel hieronder nader toe.
4.19.
Bij de e-mail van 13 oktober 2023 heeft de gemachtigde van [de klant] het expertiserapport van [deskundige 1] aan de gemachtigde van Benelux toegestuurd. Er is meegedeeld dat de daadwerkelijke herstelkosten inmiddels ook in kaart zijn gebracht. Voorts is in de bewoordingen van de e-mail “aanspraak gemaakt op betaling” van in totaal € 13.570,- of
€ 13.970,74. Naar het oordeel van de kantonrechter kwalificeert deze e-mail als een schriftelijke mededeling waaruit, ook voor Benelux, blijkt dat [de klant] niet langer nakoming maar een vergoeding van haar schade wenste. Waar [de klant] eerder sprak over herstel van gebreken (nakoming), volgt uit deze e-mail duidelijk dat zij inmiddels in plaats daarvan betaling wenst. Kortom, de inhoud van de e-mail laat geen andere conclusie toe dan dat hierin een omzettingsverklaring besloten ligt.
Dat [de klant] in de e-mail tevens een voorstel tegen kwijting heeft gedaan doet hieraan niets af. Hierbij is immers opgemerkt dat dit voorstel is gedaan “om een streep te kunnen zetten onder de kwestie” en ook dat het na twee weken zou komen te vervallen en er geen beroep op kon worden gedaan.
Tussenconclusie
4.20.
[de klant] heeft de verbintenis tot nakoming op 13 oktober 2023 omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding.
Verzuim van Benelux kon niet meer worden gezuiverd
4.21.
Benelux heeft tijdens de mondelinge behandeling van 9 oktober 2024 aangevoerd dat, voor zover zij in verzuim zou zijn gekomen ten aanzien van haar verplichting tot het deugdelijk plaatsen van de dakkapel, zij haar verzuim zou hebben gezuiverd. De kantonrechter oordeelt dat zuivering na de omzettingsverklaring van 13 oktober 2023 niet (meer) mogelijk was. Door omzetting gaat de oorspronkelijke verbintenis ten aanzien waarvan Benelux in verzuim was namelijk teniet. Het verzuim van Benelux eindigt daardoor ook. Dit betekent dat Benelux haar verzuim niet meer kon zuiveren (artikel 6:86 BW).
4.22.
Indien zuivering nog mogelijk was geweest, geldt bovendien dat Benelux niet een daartoe vereist redelijk aanbod heeft gedaan.
In de brief van de gemachtigde van Benelux van 26 oktober 2023 is voorgesteld om de punten 2, 3, 5 en 11 (zie 4.13) kosteloos te herstellen. Daarnaast is ten aanzien van punt 8 (zie 4.13) een bedrag van € 200,00 in mindering gebracht op de resterende aanneemsom, evenals een bedrag van € 920,00 aan herstelkosten stucwerk. Er is echter geen betaling aangeboden van de inmiddels verschuldigd geworden schadevergoeding en van de kosten zoals artikel 6:86 BW vereist. In dit geval kan aangenomen worden dat partijen het niet eens waren/zijn over de omvang van de te vergoeden schade en kosten. In het algemeen geldt in zo’n geval dat de schuldenaar (Benelux) niet kan volstaan met een aanbod tot betaling van het door haarzelf redelijk geachte bedrag. Er moet buiten twijfel worden gesteld dat de schade en kosten volledig worden voldaan, zo nodig onder voorbehoud van vaststelling door de rechter.
Kortom, ook indien het op 26 oktober 2023 nog mogelijk was geweest om het verzuim te zuiveren, voldoet het aanbod van Benelux niet aan de daaraan te stellen eisen. [de klant] mocht het aanbod op goede gronden weigeren en is dan ook niet in schuldeisersverzuim (artikel 6:58 BW) komen te verkeren zoals Benelux – ten onrechte dus – betoogt.
De vervangende schadevergoeding wordt vastgesteld op € 5.600,00 inclusief btw
4.23.
Nu is voldaan aan de vereisten van verzuim en een omzettingsverklaring kan [de klant] aanspraak maken op een vervangende schadevergoeding en moet worden bepaald wat de omvang daarvan is. Dit gebeurt volgens de bepalingen van afdeling 10 van titel 1 van boek 6 BW (artikel 6:95 e.v. BW). Het zal in beginsel gaan om de vergoeding van de waarde van de prestatie, omdat de vervangende schadevergoeding in de plaats daarvan treedt. In het algemeen wordt de waarde bepaald aan de hand van een objectieve waarderingsmethode waarbij wordt uitgegaan van de vervangingswaarde in het economisch verkeer. Anders gezegd, de vervangende schadevergoeding moet de schuldeiser in staat stellen om de gemiste prestatie alsnog bij een derde in te kopen.
Rapport [deskundige 1] is het uitgangspunt
4.24.
In dit geval neemt de kantonrechter het rapport van [deskundige 1] als uitgangspunt. [deskundige 1] heeft immers, anders dan bij [deskundige 2] (mogelijk) het geval is, geen belang bij de hoogte van de begrote kosten. De kantonrechter zal hieronder de kosten van de gebreken puntsgewijs behandelen. De gebreken die door [deskundige 1] niet van toepassing zijn geacht, blijven buiten beschouwing. De nummering blijft overeenkomstig het rapport.
1.
schade aan betimmering ontstaan
4.25.
Het gebrek onder 1 houdt in dat er schade is ontstaan aan de betimmering op de stalen gordingen onder en boven de dakkapel. Bij het plaatsen van de dakkapel is een balk verplaatst. Volgens [deskundige 1] is de schade aan de betimmering daardoor ontstaan en is de betimmering ook veel ruimer dan nodig weggezaagd door Benelux. De kosten van herstel worden begroot op € 1.050,00 inclusief btw voor het timmerwerk en € 400,00 inclusief btw voor het schilderwerk (een en ander inclusief materiaal), oftewel in totaal € 1.450,00 inclusief btw.
4.26.
De kantonrechter concludeert dat de kosten van
€ 1.450,00inclusief btw voor vergoeding in aanmerking komen. Vast staat dat de balk is verplaatst en dat dit vooraf niet was voorzien en besproken. Alleen al om die reden kan het niet gaan om binnenafwerking die voor rekening van [de klant] blijft. Het ging ook niet om normale handelingen die nodig zijn voor de plaatsing van een dakkapel zoals Benelux betoogt. Niet gesteld of gebleken is dat deze schade, die op zichzelf niet althans onvoldoende is weersproken door Benelux, onvermijdelijk was.
2.
dakkapel staat niet in een rechte lijn
3.
linker en rechter kozijn zijn niet waterpas en te lood gemonteerd
4.27.
Het gebrek onder 2 houdt in dat de dakkapel niet (meer) in een rechte lijn staat, omdat Benelux (de heer Bayrak) heeft geprobeerd om de klacht van [de klant] , dat een raam niet open bleef staan, te verhelpen. Hij heeft de onderdorpel naar buiten geduwd.
Het gebrek onder 3 houdt in dat de kozijnen onvoldoende te lood en waterpas staan. De oorzaak is volgens [deskundige 1] gelegen in de (onnauwkeurige) montage. Het hersteladvies houdt in dat de vensterbanken en kozijnen worden gedemonteerd en opnieuw worden gemonteerd. De herstelkosten worden begroot op € 2.600,00 inclusief btw.
4.28.
De kantonrechter concludeert dat de kosten van
€ 2.600,00inclusief btw voor vergoeding in aanmerking komen. De kantonrechter stelt voorop dat punt 2 inbegrepen is in punt 3 en dus niet afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komt. Benelux heeft niet betwist dat de kozijnen onvoldoende te lood en waterpas staan en evenmin weersproken dat zij hiervoor verantwoordelijk is.
4.
breedte van de ramen is niet aan elkaar gelijk
4.29.
Het gebrek onder 4 houdt in dat de breedte van de kozijnen niet gelijk is; het kozijn in de badkamer is 3 cm kleiner dan de andere kozijnen. [deskundige 1] wijst hiervoor als oorzaak aan dat door Benelux is afgeweken van de tekening in de offerte. De kosten om de breedte alsnog gelijk te maken, worden begroot op € 1.800,00 inclusief btw.
4.30.
De kantonrechter oordeelt dat deze kosten
nietvoor vergoeding in aanmerking komen. Zij overweegt hiertoe dat, hoewel de breedte afwijkt van de tekening in de offerte, (de begrote kosten van) herstel niet in een redelijke verhouding staat tot de geringe afwijking. [deskundige 1] acht het verschil in breedte ook beperkt en optisch niet opvallend. Het wordt daarom door [deskundige 1] als gering gebrek beoordeeld. Benelux heeft dit ook aangevoerd en betoogd dat de afwijking binnen de acceptabele normen valt. Dit betoog slaagt in zoverre.
5.
scheuren in de hoekverbinding van twee ramen
4.31.
Het gebrek onder 5 houdt in dat een hoekverbinding van twee ramen gescheurd is. Herstel houdt in dat de betreffende ramen worden vervangen. De kosten hiervoor worden door [deskundige 1] begroot op € 1.550,00 inclusief btw.
4.32.
De kantonrechter oordeelt dat deze kosten van
€ 1.550,00inclusief btw voor vergoeding in aanmerking komen. Vast staat dat de scheuren er zijn. Dit is in de WhatsApp-berichten in juni 2023 al door [de klant] kenbaar gemaakt aan Benelux. Benelux heeft weliswaar aangevoerd dat de kozijn(vleugels) direct bij de leverancier zijn besteld en klaar liggen, maar daarmee is het gebrek niet hersteld. De keuze om de ramen niet daadwerkelijk te vervangen, komt voor rekening en risico van Benelux. De kantonrechter herhaalt dat Benelux niet onvoorwaardelijk (zonder dat daar wat haar betreft betaling door [de klant] tegenover stond) en concreet herstel heeft aangeboden.
6.
bediening ramen erg hoog en zwaar (ten opzichte van gestelde verwachting [de klant] )
4.33.
Het gebrek onder 6 houdt in dat de raambedieningen hoger zitten en zwaarder gaan dan [de klant] had gewenst/verwacht. Herstel is niet mogelijk blijkt uit het rapport van [deskundige 1] . Er wordt daarom een schadevergoeding van € 900,00 - € 1.300,00 inclusief btw redelijk geacht door [deskundige 1] .
4.34.
De kantonrechter oordeelt dat een schadevergoeding op dit punt
nietaan de orde is. [de klant] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat tussen partijen overeengekomen is dat de bedieningen lager zouden zitten en makkelijker te bedienen zouden zijn dan nu het geval is. Niet gesteld of gebleken is dat de bediening hoger zit dan bij de oude dakkapel het geval was. In de dagvaarding (onder punt 7) stelt [de klant] verder zelf dat zij op geen enkel moment betrokken is geweest bij de maatvoering of uitvoering. Indien zij een specifieke wens had voor de bediening van de ramen dan had dit wel op haar weg gelegen. Benelux heeft een dergelijke afspraak/toezegging voldoende gemotiveerd betwist. De kantonrechter komt om die reden dan ook niet toe aan bewijslevering.
8.
beschadiging langs de plafonds (lager dan het voormalige gipsplafond)
4.35.
Het gebrek onder 8 houdt in dat er schade is ontstaan aan de muurafwerking, onder de lijn van het voormalige gipsplafond (boven die lijn komt voor rekening van [de klant] zelf). Dit komt volgens [deskundige 1] “hoewel min of meer onvermijdelijk” door de werkzaamheden van Benelux en dus voor haar rekening. De kosten van herstel worden begroot op € 200,00 inclusief btw.
4.36.
De kantonrechter oordeelt dat deze kosten
nietvoor vergoeding in aanmerking komen. Niet duidelijk is waarom herstel van schade die (min of meer) onvermijdelijk is, voor rekening van Benelux zou komen. Het is niet aan [deskundige 1] om te oordelen wat al dan niet redelijk is.
11.
horren moeilijk bedienbaar
4.37.
Het gebrek onder 11 houdt in dat de horren moeilijk bedienbaar zijn; de inklemming is zwaar afgesteld. De klemmen kunnen naar het midden van de hor worden geschoven, luidt het hersteladvies van [deskundige 1] waarvoor de kosten worden begroot op € 100,00 inclusief btw.
4.38.
De kantonrechter oordeelt dat deze kosten
nietvoor vergoeding in aanmerking komen. Zoals Benelux heeft aangevoerd heeft [deskundige 1] beoordeeld dat de horren voldoende goed en deugdelijk zijn uitgevoerd. Zij zijn op een gebruikelijke wijze uitgevoerd en aangebracht en zo gemonteerd dat deze in principe altijd in het kozijnen kunnen blijven zitten. Daar komt bij dat, zoals al is overwogen ten aanzien van de bediening, ook onvoldoende onderbouwd is gesteld dat het de wens was van [de klant] om de horren gemakkelijk(er) te kunnen uitnemen. Aan bewijslevering komt de kantonrechter niet toe.
Conclusie
4.39.
Kortom, in totaal wordt de vervangende schadevergoeding, op basis van het rapport van [deskundige 1] , vastgesteld op
€ 5.600,00inclusief btw.
4.40.
[de klant] heeft nog een offerte van [bedrijf 2] van € 920,00 exclusief btw overgelegd en aanspraak gemaakt op vergoeding daarvan. Dit bedrag komt naar het oordeel van de kantonrechter echter
nietvoor toewijzing in aanmerking. [de klant] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld op welke schade deze offerte precies betrekking heeft. De kantonrechter betrekt hierbij dat uit de stukken blijkt dat er op meerdere plekken schade aan stucwerk is ontstaan, enerzijds door toedoen van Benelux maar anderzijds ook door toedoen van de timmerman van [de klant] .
Benelux is de wettelijke rente verschuldigd vanaf 14 oktober 2023
4.41.
De kantonrechter wijst de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toe over het toegewezen bedrag van € 5.600,00 inclusief btw. Door de omzetting is de verbintenis tot vervangende schadevergoeding ontstaan. Hierop is artikel 6:83 sub b BW van toepassing. De rente wordt daarom toegewezen vanaf de dag na de omzettingsverklaring op 13 oktober 2023. Benelux heeft de rente niet althans onvoldoende weersproken.
Aan vermogensschade wordt een bedrag van € 2.151,95 toegewezen
4.42.
Naast een vervangende schadevergoeding heeft [de klant] een vergoeding van expertisekosten gevorderd. Er is volgens haar sprake van vermogensschade, namelijk redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 sub b BW).
Ten eerste vordert [de klant] in dit verband betaling van de kosten van de offerte van [deskundige 2] .
De kantonrechter overweegt dat deze kosten echter niet voor toewijzing in aanmerking komen. Niet de offerte van [deskundige 2] , maar het rapport van [deskundige 1] heeft immers als uitgangspunt gediend bij de vaststelling van de omvang van de vervangende schadevergoeding.
Ten tweede heeft [de klant] de kosten van dat rapport à
€ 1.494,35inclusief btw gevorderd, die dus wel voor toewijzing in aanmerking komen.
4.43.
[de klant] vordert ook een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten (artikel 6:96 lid 2 sub c BW).
De kantonrechter oordeelt dat voldoende is gesteld en gebleken dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen. Benelux heeft de werkzaamheden en de gevorderde vergoeding niet althans onvoldoende weersproken. Omdat het wettelijke tarief, berekend over het toegewezen bedrag van
€ 5.600,00, € 792,55 (inclusief btw) bedraagt en dus hoger is dan het door [de klant] gevorderde bedrag van
€ 657,60(vermoedelijk exclusief btw) zal dat laatste bedrag worden toegewezen.
4.44.
De gevorderde rente over de expertisekosten en de buitengerechtelijke incassokosten is toewijsbaar vanaf de dag waarop deze kosten zijn voldaan. Nu niet is gesteld of gebleken dat en wanneer deze kosten al daadwerkelijk door [de klant] zijn betaald, wordt de wettelijke rente over deze kosten toegewezen vanaf de dag van dagvaarding (22 maart 2024).
[de klant] is het restant van de aanneemsom verschuldigd
4.45.
In reconventie heeft Benelux betaling van de resterende aanneemsom van
€ 7.700,00 inclusief btw gevorderd. Vast staat dat [de klant] op basis van de overeenkomst tussen partijen 70% van de aanneemsom van € 11.000,00 inclusief btw nog verschuldigd is. De omzetting van de verbintenis van Benelux tot nakoming in de verbintenis tot vervangende schadevergoeding doet niets af aan de wederkerige verplichting van [de klant] . Hetzelfde geldt voor de opschorting van haar betalingsverplichting; opschorting leidt alleen tot uitstel, geen afstel. In beginsel moet [de klant] het bedrag van
€ 7.700,00dus nog betalen. Zij zal hiertoe ook worden veroordeeld in de beslissing omdat zij in haar berekening van de vervangende schadevergoeding in de dagvaarding enkel een bedrag van € 6.075,00 inclusief btw in mindering heeft gebracht op de (begrote) schadevergoeding.
4.46.
De door Benelux gevorderde rente zal worden afgewezen. Een schuldenaar is volgens artikel 6:119 BW immers uitsluitend rente verschuldigd over de tijd dat zij met voldoening in verzuim is geweest. [de klant] is niet in verzuim gekomen. Dit was vanwege het verzuim van Benelux overigens ook niet mogelijk (artikel 6:61 lid 2 BW).
4.47.
Benelux heeft verder een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, maar niet gesteld of gebleken is dat er aan [de klant] – een consument – op enig moment een veertiendagenbrief is verstuurd zoals artikel 6:96 lid 6 BW dat voor toewijzing vereist. De vordering van Benelux wordt op dit punt dus afgewezen.
Benelux moet ook proceskosten betalen
4.48.
In conventie krijgt Benelux grotendeels ongelijk. Zij moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Dit betekent dat zij haar eigen kosten moet dragen en de kosten van [de klant] moet vergoeden. De proceskosten van [de klant] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals
vermeld in de beslissing)
Totaal
1.200,42
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
4.49.
In reconventie worden de proceskosten gecompenseerd. [de klant] wordt weliswaar veroordeeld tot betaling van de resterende aanneemsom, maar geoordeeld is dat zij deze betalingsverplichting mocht opschorten. In reconventie draagt dus ieder de eigen kosten.

5.De beslissing

De kantonrechter,
in conventie:
5.1.
veroordeelt Benelux om aan [de klant] te betalen een bedrag van € 5.600,00 inclusief btw aan vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 14 oktober 2023 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Benelux om aan [de klant] te betalen een bedrag van € 1.494,35 inclusief btw aan expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 22 maart 2024 tot aan de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Benelux om aan [de klant] te betalen een bedrag van € 657,60 als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 22 maart 2024 tot aan de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Benelux in de proceskosten van € 1.200,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Benelux niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt Benelux tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst dat wat meer of anders is gevorderd af,
in reconventie:
5.8.
veroordeelt [de klant] om aan Benelux te betalen het bedrag van € 7.700,00 inclusief btw,
5.9.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.11.
wijst dat wat meer of anders is gevorderd af.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Graauw, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.