Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het niet gebruiken van de rijbaan als (snor)fietser, terwijl er geen verplicht fietspad aanwezig was. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene betoogd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden en heeft zij bewijsstukken, waaronder foto's en een situatieschets, overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt.
De officier van justitie heeft de kantonrechter verzocht het beroep ongegrond te verklaren, onder verwijzing naar de bewijsstukken in het dossier, waaronder een foto van de gedraging en schouwrapporten. De kantonrechter heeft overwogen dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, maar heeft ook erkend dat betrokkene voldoende argumenten heeft aangedragen om de boete te matigen. De kantonrechter heeft uiteindelijk besloten de boete te matigen tot € 50,-, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de schending van de hoorplicht.
De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, moet door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.