Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 16 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Prinsenstraat te Zundert op 17 april 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 4 november 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter heeft echter ook overwogen dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, aangezien de procedure langer dan twee jaar heeft geduurd vanaf het moment van opleggen van de boete. Dit heeft geleid tot de beslissing om de boete met 25% te matigen. De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie gewijzigd en de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 437,50.
De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in rechtszaken en de mogelijkheid voor de rechter om sancties te matigen wanneer deze termijn is overschreden. De kantonrechter heeft de officier van justitie opgedragen het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene terug te betalen en heeft de proceskostenvergoeding toegewezen.