ECLI:NL:RBZWB:2024:8623

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
11113061 MB VERZ 24-628
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Speekenbrink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op een trottoir, voetpad of fietspad op 11 augustus 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. Betrokkene heeft foto’s en een routebeschrijving overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren, maar heeft ook erkend dat er een schending van de hoorplicht had plaatsgevonden, wat aanleiding gaf tot een matiging van de boete.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Ondanks de verwarrende situatie door wegwerkzaamheden, blijft het de verantwoordelijkheid van de weggebruiker om op de bebording te letten. De kantonrechter heeft de boete echter gematigd met 25% vanwege de schending van de hoorplicht en de overschrijding van de redelijke termijn. Uiteindelijk is de boete vastgesteld op € 84,38, en moet de officier van justitie een te veel betaald bedrag aan de betrokkene terugbetalen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 11113061 \ MB VERZ 24-628
CJIB-nummer: 7062 5422 5175 1420
uitspraakdatum: 4 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres 1]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op [adres 2] op 11 augustus 2022 om 20:19 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene heeft foto’s en een routebeschrijving aan het beroepschrift toegevoegd. Betrokkene wilde vanaf de Markendaalseweg naar de Reigerstraat. Normaal gesproken gaat betrokkene vanaf de Markendaalseweg naar de Prinsenkade, maar deze was wegens werkzaamheden afgesloten. Hierdoor reed betrokkene door de Waterstraat, linksaf de Nieuwstraat in, om vervolgens via de Visserstraat en Havermarkt naar de Reigerstraat te rijden. Betrokkene had op deze route niet de mogelijkheid om links- of rechtsaf te slaan. Betrokkene ervaart dit als een verwarrende situatie, mede door de werkzaamheden aan de Markendaalseweg. Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat het bord aan het begin van de Waterstraat, zoals ter zitting door de zittingsvertegenwoordiger getoond, ver uit de rijrichting staat. Hierdoor is het betrokkene nooit opgevallen dat het niet was toegestaan hier door te rijden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit de beschikbare rijroute in het dossier blijkt dat de bebording op verschillende plekken voldoende zichtbaar is. Daarnaast voert de zittingsvertegenwoordiger aan dat afstappen ook een mogelijkheid was. Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. Vanwege deze schending van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de boete te matigen met 25%. Voorts is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete nogmaals te matigen met 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De gedraging kan voldoende worden vastgesteld. Er was sprake van een vooraankondiging aan het begin van de Waterstraat dat op enig moment niet verder gereden kon worden. Het blijft door alle wegwerkzaamheden op dat punt een wat onduidelijke situatie, maar het is en blijft de verantwoordelijkheid van de weggebruiker om goed op alle aanwezige bebording te letten. Bovendien had betrokkene als bestuurder van een motor ook nog de keuze om af te stappen toen hij zag dat hij niet verder mocht rijden, hetgeen hij ook niet heeft gedaan.
De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934). De boete wordt dus gematigd naar een bedrag van € 112,50.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 27 augustus 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim 2 maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de (gematigde) boete nogmaals matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Dat betekent dat de boete wordt gematigd naar een bedrag van € 84,38.
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 84,38 plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 65,62, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: