ECLI:NL:RBZWB:2024:8626

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
10930118 MB VERZ 24-137
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Speekenbrink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete wegens overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene, een Belgische automobilist, had een boete ontvangen voor het negeren van een geslotenverklaring op de Houtmarkt in Breda op 19 juni 2022. Betrokkene stelde dat hij niet op de hoogte was van de geslotenverklaring en dat hij niet gewaarschuwd was voordat de boete werd opgelegd. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. De boete werd daarom met 25% gematigd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en betrokkene kreeg een proceskostenvergoeding toegewezen. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en droeg de officier van justitie op om het teveel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10930118 \ MB VERZ 24-137
CJIB-nummer: 1062 5422 5063 2983
uitspraakdatum: 4 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen ism een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting Oude Vest) te Breda op 19 juni 2022 om 20:34 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene komt zelf uit België, en is niet bekend in Breda. Het was voor betrokkene dan ook niet duidelijk dat hij de Houtmarkt niet in mocht rijden. Nadat betrokkene de Houtmarkt inreed, besefte hij dat dit niet was toegestaan. Betrokkene had toen echter al de sanctie met CJIB nummer:1062 5422 5063 2983 op tijdstip 20:34 ontvangen. Betrokkene is omgedraaid en passeerde hierdoor nogmaals de Houtmarkt, waarna hij deze sanctie ontving. Gemachtigde heeft aanvullend aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat alle kentekenhouders eerst worden gewaarschuwd. Op de digitale handhaving van een geslotenverklaring is het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden van het Openbaar Ministerie van toepassing. Gemachtigde verwijst naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en voert aan dat bij de eerste gedraging een waarschuwing dient te worden gezonden aan betrokkene. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat betrokkene is gewaarschuwd en daarop zijn gedrag heeft kunnen afstemmen. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren. Daartoe is aangevoerd dat de gedraging kan worden vastgesteld. Het dossier bevat een aanvullend proces-verbaal daterend van 8 juni 2022 en van 6 juli 2022 waaruit blijkt dat de bebording alsmede de herhalingsborden duidelijk zichtbaar waren. Het dossier bevat een foto van de gedraging. Er is sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent dit ook niet.
De gemachtigde heeft aangevoerd dat, in strijd met het ‘Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden’ ten onrechte geen waarschuwingsbrief is gestuurd. De kantonrechter verwerpt dit verweer. De gemeente Breda heeft voor de geslotenverklaring op de Houtmarkt een beginperiode gehanteerd van 4 december 2019 tot 1 maart 2020. In die periode werd volstaan met een waarschuwing. Na deze periode is overgegaan tot het opleggen van boetes. In deze zaak is de pleegdatum gelegen na de beginperiode. Er hoefde dus geen waarschuwingsbrief te worden verzonden (zie ook ECLI:NL:GHARL:2024:4060).
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 14 juli 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim 3 maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter, te weten.
1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: