Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene, een Belgische automobilist, had een boete ontvangen voor het negeren van een geslotenverklaring op de Houtmarkt in Breda op 19 juni 2022. Betrokkene stelde dat hij niet op de hoogte was van de geslotenverklaring en dat hij niet gewaarschuwd was voordat de boete werd opgelegd. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. De boete werd daarom met 25% gematigd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en betrokkene kreeg een proceskostenvergoeding toegewezen. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en droeg de officier van justitie op om het teveel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen.