Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet volgen van de voorsorteerstrook op een kruispunt op de Graaf Engelbertlaan te Breda op 7 december 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 4 november 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde had verzocht om het volledige dossier en een termijn voor nadere motivering. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, heeft het verzoek om het beroep ongegrond te verklaren ondersteund, waarbij hij aanvoerde dat er geen aanvullende gronden in het dossier aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging, zoals beschreven in de verklaring van de verbalisant, voldoende was onderbouwd en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was om de boete te matigen. Het beroep van de betrokkene werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. S. Speekenbrink, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels, en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.