Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, of ruiterpad op de Koele Mei te Breda op 25 oktober 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft het beroep verdedigd. De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat er geen sprake zou zijn van een verhoogde trottoirband, maar van een inritconstructie. De gemachtigde verzocht om vernietiging van de inleidende beschikking en om vergoeding van de proceskosten.
De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, heeft het verzoek om het beroep ongegrond te verklaren ondersteund. Hij stelde dat de foto die door de gemachtigde was ingediend, betrekking had op een andere locatie en dat de foto’s in het dossier duidelijk aantonen dat er sprake was van een verhoogde trottoirband. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant als voldoende bewijs beschouwd voor de gedraging en heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de boete terecht was opgelegd en heeft het beroep ongegrond verklaard, evenals het verzoek om proceskostenvergoeding.