Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rijksweg A16 te Breda op 25 mei 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 4 november 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd de officier van justitie vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De gemachtigde van de betrokkene had in het beroepschrift aangevoerd dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat de wijze van vasthouden niet als 'vasthouden' in de zin van de jurisprudentie kon worden beschouwd. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat uit de verklaring van de verbalisant voldoende blijkt dat de gedraging is verricht. De kantonrechter benadrukte dat het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het besturen van een voertuig altijd verboden is, ongeacht de manier van gebruik.
De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en heeft het beroep ongegrond verklaard. Ook het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.