ECLI:NL:RBZWB:2024:8634

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
10993620 MB VERZ 24-292
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Speekenbrink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het stilstaan van een voertuig op een kruispunt op de Strijenstraat te Oosterhout op 31 januari 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft betrokkene zijn standpunten toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. Betrokkene voelde zich onveilig bij de verbalisant en had een trauma door eerdere ervaringen. Hij verzocht om de verhoging van de boete kwijt te schelden en om in termijnen te betalen, aangezien hij momenteel geen inkomen had buiten zijn studiefinanciering.

De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht om de zekerheid op nihil te stellen en het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het te laat was ingediend. De kantonrechter overwoog dat de termijn voor het instellen van beroep bij de kantonrechter op grond van de Algemene wet bestuursrecht zes weken bedraagt, en dat deze termijn in dit geval op 11 juli 2023 eindigde. Het beroepschrift was echter pas op 10 augustus 2023 ontvangen, wat te laat was. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren waardoor het te laat indienen van het beroep niet aan hem kon worden toegerekend.

Desondanks besloot de kantonrechter, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene, dat de verhogingen ongedaan gemaakt moesten worden. De uitspraak werd gedaan door mr. S. Speekenbrink, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels, en werd openbaar uitgesproken op 4 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10993620 \ MB VERZ 24-292
CJIB-nummer: 5062 5422 5547 1806
uitspraakdatum: 4 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig op een kruispunt laten stilstaan op de Strijenstraat te Oosterhout op 31 januari 2023 om 02:01 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene voelde zich niet veilig bij de verbalisant. Een vriend van betrokkene is in het verleden onterecht behandeld, hierdoor werd bij betrokkene een trauma opgeroepen gepaard met flashbacks. Betrokkene had het gevoel dat hij zo snel mogelijk weg moest. Betrokkene is na het weggaan bij de pleeglocatie teruggekomen om zijn auto te verzetten. Verbalisant had de auto al verzet en is toen met de sleutels van betrokkene naar het bureau gegaan waarna betrokkene deze weer heeft opgehaald. Over het al dan niet te laat in beroep gaan stelt betrokkene dat hij geen aanmaning heeft gekregen en daarom ook niet wist dat hij moest betalen. Betrokkene wil en kan de zekerheid niet betalen. Betrokkene heeft geen inkomsten buiten studiefinanciering. Betrokkene heeft net zijn diploma gehaald en is op dit moment op zoek naar werk. Betrokkene verzoekt om de eerste verhoging kwijt te schelden. Betrokkene wil het sanctiebedrag van € 150,- in termijnen afbetalen.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij de avond van de gedraging rondjes is gaan rijden om zijn hoofd leeg te maken. Betrokkene zijn moeder heeft recentelijk een auto-ongeluk gehad en is hierdoor gehandicapt geraakt.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht vanwege proceseconomische redenen de zekerheid op nihil te stellen en het beroep niet-ontvankelijk te verklaren omdat het te laat is ingediend bij de kantonrechter. Betrokkene voert in zijn beroepschrift aan dat hij te laat in beroep is gegaan omdat hij de initiële beschikking nooit heeft ontvangen. Het CJIB draagt (namens de verbalisant die de sanctie heeft opgelegd) zorg voor de verzending van de inleidende beschikking aan de betrokkene. Het hof heeft in het arrest van 23 december 2009 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHLEE:2009:BP3020) overwogen dat, gelet op de in dat arrest beschreven vaste werkwijze van het CJIB bij de verzending van stukken, de kans op fouten daarbij nagenoeg is uitgesloten. De overwegingen in voornoemd arrest betreffen de wijze waarop alle inleidende beschikkingen - en dus ook de aan de betrokkene gerichte inleidende beschikking - worden verzonden.

Overwegingen

De kantonrechter stelt vanwege proceseconomische redenen de zekerheid op nihil.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor het instellen van beroep bij de kantonrechter geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 11 juli 2023. De kantonrechter heeft het beroepschrift echter pas op 10 augustus 2023 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend.
Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk. Evenwel ziet de kantonrechter aanleiding in de door betrokkene geschetste persoonlijke omstandigheden aanleiding om te bepalen dat de verhogingen ongedaan gemaakt moeten worden.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
‒ bepaalt dat de verhogingen ongedaan gemaakt worden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: