Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het stilstaan op een trottoir in Raamsdonkveer op 8 maart 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 4 november 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft het beroep ingediend. De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat het trottoir niet herkenbaar was als zodanig. Dit werd onderbouwd met een schermopname van Google Maps en het verzoek om een proceskostenvergoeding en matiging van de sanctie wegens schending van de hoorplicht.
De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, verzocht het beroep ongegrond te verklaren. Hij stelde dat de betrokkene wisselende verklaringen had gegeven over zijn verkeersgedrag en dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag bood voor de vaststelling van de gedraging en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De boete werd daarom terecht opgelegd en het beroep werd ongegrond verklaard.