Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 3 oktober 2024;
- de op 10 oktober 2024 ingekomen brief van het CIZ.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoek was gericht op [betrokkene], geboren op [geboortedag] 1955 in [geboorteplaats], die op dat moment woonachtig was in [plaats]. De advocaat van de betrokkene was mr. J. Nederlof uit Tilburg.
De rechtbank heeft in haar beoordeling de stukken meegenomen die op 3 oktober 2024 zijn ingediend, waaronder het verzoekschrift met bijlagen, en een brief van het CIZ die op 10 oktober 2024 is ontvangen. In deze brief heeft het CIZ aangegeven dat de voorkeur van de familie uitgaat naar het voorkomen van een gedwongen opname, omdat er geen sprake meer is van agressie en de gedragsproblemen zijn verdwenen. Om deze reden heeft het CIZ besloten het verzoek in te trekken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek door het CIZ vóór de mondelinge behandeling op 21 oktober 2024 is ingetrokken. Gezien deze intrekking heeft de rechtbank besloten het CIZ niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek. De beschikking is openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024 door mr. Willemsen, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.