Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 218,75
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 20 km per uur harder dan toegestaan op een weg buiten de bebouwde kom. De boete was opgelegd naar aanleiding van een gedraging op 3 november 2020. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 4 november 2024 was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De gemachtigde had in het beroepschrift aangevoerd dat de officier van justitie de zaak onterecht als samenhangend met elf andere zaken had aangemerkt, terwijl het om verschillende zaken van verschillende betrokkenen ging. De kantonrechter heeft deze argumentatie gevolgd en geoordeeld dat er geen sprake was van samenhangende zaken.
De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing van de officier van justitie vernietigd. Tevens is er een aangepaste proceskostenvergoeding toegekend, waarbij de kantonrechter een wegingsfactor van 0,25 heeft toegepast. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 686,75, waarvan € 636,65 door de officier van justitie moet worden betaald. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze beslissing.