In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, geboren in 1958. De rechtbank heeft de beschikking verleend na een mondelinge behandeling op dezelfde dag, waarbij betrokkene en haar advocaat, mr. C.L.M. Gommers, aanwezig waren. Ook was de heer [naam 1], casemanager dementie, aanwezig, maar niet gehoord. De rechtbank heeft in haar beoordeling de stukken van het verzoekschrift, dat op 10 oktober 2024 was ingediend, meegenomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, vermoedelijk de ziekte van Alzheimer, en dat er een gebrek aan ziektebesef en -inzicht is. Dit leidt tot ernstig nadeel, waaronder ernstige psychische schade en verwaarlozing. Betrokkene verzet zich tegen opname en stelt dat zij alles nog zelfstandig kan doen, maar de rechtbank oordeelt dat de intensieve zorg die zij nodig heeft niet meer in de thuissituatie kan worden geboden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat opname noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Willemsen, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.