Op 31 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1937. Het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 28 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond op dezelfde datum, waren de betrokkene, zijn advocaat mr. M.A.J. Timmermans-Roelands, en verschillende zorgprofessionals aanwezig. De rechtbank heeft de verzoeken tot voortzetting van de inbewaringstelling en het verlenen van een rechterlijke machtiging gelijktijdig behandeld. De rechtbank heeft besloten om de meest verstrekkende maatregel, de rechterlijke machtiging, te beoordelen. Aangezien de rechtbank de rechterlijke machtiging heeft afgewezen, was er geen belang meer bij de beoordeling van het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling. De rechtbank heeft het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling dan ook afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier, en is op schrift gesteld op 14 november 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.