In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, geboren in 1945. De rechtbank heeft de procedure opgestart na ontvangst van het verzoekschrift op 17 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond met gesloten deuren, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder betrokkene zelf, zijn zoon, en zorgprofessionals zoals een casemanager en een huisarts.
Betrokkene heeft aangegeven dat hij niet naar een verzorgingstehuis wil en dat hij in staat is voor zichzelf te zorgen. Echter, zijn zoon en zorgprofessionals hebben zorgen geuit over de veiligheid en het welzijn van betrokkene, die lijdt aan gevorderde dementie en een bipolaire stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat is om voor zichzelf te zorgen en dat zijn gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en gevaar voor zijn eigen veiligheid.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. Betrokkene verzet zich tegen opname en dreigt met suïcide, maar de rechtbank heeft geen minder bezwarende alternatieven kunnen vinden. De machtiging tot opname en verblijf is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 30 april 2025. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier.