In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2024 een zorgmachtiging verleend aan een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank ontving het verzoekschrift van de officier van justitie op 14 oktober 2024, met een referteverklaring van de betrokkene op 29 oktober 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, met symptomen van paranoïde psychoses en PTSS. De betrokkene heeft erkend dat aan de voorwaarden voor toewijzing van het verzoek wordt voldaan en heeft afgezien van het recht om te worden gehoord.
De rechtbank oordeelt dat het gedrag van de betrokkene, als gevolg van haar psychische stoornis, leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel, psychische schade, verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank concludeert dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, vooral omdat de betrokkene heeft aangegeven te willen stoppen met medicatie. De rechtbank heeft op basis van het zorgplan en medische verklaringen vastgesteld dat verplichte zorg noodzakelijk is, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles.
De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met 31 oktober 2025. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Brok. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.