In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1976. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, omdat betrokkene op dat moment onder behandeling was bij Stichting Emergis en er zorgen waren over haar psychische toestand. Tijdens de mondelinge behandeling, die achter gesloten deuren plaatsvond, werd betrokkene bijgestaan door haar advocaat, mr. J.E.S. de Rechter, en werd er ook een psychiater gehoord. Betrokkene gaf aan dat ze het niet leuk vond om opgenomen te zijn, maar dat ze de zorg vrijwillig accepteerde en dat ze in het verleden had aangegeven langer opgenomen te willen blijven. De advocaat van betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat betrokkene meewerkte aan de behandeling en dat er geen sprake was van verzet. De behandelaar bevestigde dat betrokkene momenteel als wilsbekwaam kon worden gezien en dat de zorg op vrijwillige basis plaatsvond.
De rechtbank oordeelde dat betrokkene leed aan een psychische stoornis, waaronder een autismespectrumstoornis, en dat er ernstig nadeel was, zoals levensgevaar en ernstige verwaarlozing. Echter, de rechtbank concludeerde dat betrokkene bereid was om de zorg vrijwillig te ondergaan en dat er geen verzet was. De rechtbank wees het verzoek om een zorgmachtiging af, omdat niet voldaan werd aan de wettelijke criteria. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.