ECLI:NL:RBZWB:2024:8663

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
C/02/428156 / FA RK 24-5040
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene met psychogeriatrische aandoening

Op 14 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, geboren in 1939. De rechtbank heeft de procedure opgestart na ontvangst van het verzoekschrift op 30 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling zijn betrokkene, haar advocaat mr. G. Veen, de casemanager, haar echtgenoot en dochter gehoord. Betrokkene heeft aangegeven dat ze thuis wil blijven wonen en dat ze geen hulp nodig heeft, behalve met koken en boodschappen. Haar advocaat heeft echter gesignaleerd dat betrokkene een doodswens heeft geuit en dat de thuissituatie onhoudbaar is. De casemanager en de echtgenoot van betrokkene hebben ook zorgen geuit over haar mentale toestand en de spanningen in de thuissituatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, met een uitgebreide cognitieve stoornis en een gebrek aan ziektebesef. Het gedrag van betrokkene leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De rechtbank heeft geconcludeerd dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar, aangezien betrokkene weigert deel te nemen aan dagbesteding of begeleiding. De rechtbank heeft daarom de gevraagde machtiging verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met het rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/428156 / FA RK 24-5040
Datum uitspraak: 14 november 2024
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1939 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [plaats] ,
advocaat mr. G. Veen te 's-Heer Arendskerke.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 30 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 november 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, mr. G. Veen;
  • mevrouw [naam 1] , casemanager;
  • de heer van [naam 2] , echtgenoot;
  • mevrouw [naam 3] , dochter.

2.Het verzoek

2.1.
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden te verlenen.

3.De standpunten

3.1.
Betrokkene geeft aan dat ze thuis blijf wonen, omdat ze niets heeft misdaan. Daarnaast stelt ze dat haar echtgenoot niets voor haar hoeft te doen, aangezien ze zo veel mogelijk zelf doet. Volgens betrokkene heeft ze alleen hulp nodig met het koken en het doen van boodschappen. Verder vertelt betrokkene dat ze niet veel aan haar echtgenoot durft te vragen omdat het hem dan al snel te veel wordt. Betrokkene is van mening dat haar echtgenoot veel liegt. Betrokkene ontkent dat ze gedreigd heeft met suïcide.
3.2.
De advocaat van betrokkene ziet dat betrokkene een sterke mening heeft en dat ze niet weg wil uit haar eigen huis. Hij geeft verder aan dat betrokkene, tijdens het gesprek dat hij met haar had, een doodswens had geuit voor op het moment dat ze weg moet uit haar woning. De advocaat stelt dat betrokkene geen herinnering meer heeft aan het gesprek en dat daardoor de diagnose bevestigd wordt. Hoewel de zorgbehoefte van betrokkene nog niet helemaal duidelijk is, is hetgeen de echtgenoot en de dochter op de mondelinge behandeling vertellen voldoende om aan te nemen dat de thuissituatie niet langer houdbaar is. Hierdoor is er ook sprake van ernstig nadeel, wat betekent dat aan de eisen van de wet is voldaan. De advocaat refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
De casemanager vertelt dat het tijdens de korte zorgmomenten fijn en gezellig is. Wanneer zij langere tijd met betrokkene is hebben ze echter gesprekken gehad waarin betrokkene aangeeft dat het zwaar is en dat ze zich niet gelukkig voelt. De casemanager ervaart ook dat het moeizaam gaat tussen betrokkene en haar echtgenoot.
3.4.
De echtgenoot van betrokkene geeft aan dat hij de situatie erg vervelend vindt. De combinatie van de visusproblemen, de geconstateerde ziekte van Alzheimer en de waanbeelden die betrokkene ervaart leiden tot grote spanningen tussen betrokkene en de echtgenoot. De echtgenoot stelt dat hij een trigger is bij betrokkene, in alles wat hij doet. Hij kan niet meer om boodschappen zonder beschuldigd te worden een affaire te hebben. Op dat moment komen er bij betrokkene frustraties los die men zich niet kan voorstellen. De echtgenoot bevestigt betrokkene op dat soort momenten aangeeft dood te willen en zichzelf iets aan te willen doen. Op de manier hoe het nu gaat is zowel betrokkene als haar echtgenoot niet gelukkig.
3.5.
De dochter van betrokkene geeft aan dat ze betrokkene meerdere keren over de mondelinge behandeling heeft verteld, maar dat ze dit niet meer weet. De dochter wil het beste voor betrokkene, maar stelt dat het in de thuissituatie niet meer veilig is op de manier hoe het nu gaat. Ze bevestigt dat betrokkene voor korte duur, zoals bij de korte zorgmomenten die de casemanager aanhaalt, goed een masker voor kan houden waarbij het oogt alsof de thuissituatie nog wel houdbaar is. De dochter hoort en ziet echter ook de moeilijke en nare dingen die betrokkene zegt, zo ook over het beëindigen van haar leven. De dochter geeft aan dat ze al langer aangeven dat de situatie onhoudbaar aan het worden is en dat ze de verantwoording die komt kijken bij het thuis wonen van betrokkene niet langer aankunnen.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening. Bij betrokkene is er sprake van een uitgebreide cognitieve stoornis op basis van een dementieel syndroom. Daarnaast ontbreek het bij betrokkene aan ziektebesef en -inzicht.
4.3.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
4.4.
Betrokkene is zeer achterdochtig en wantrouwend tegenover haar echtgenoot. Dit uit zich in beschuldigingen en dreigementen zodra hij uit het gezichtsveld is. Zo zou de echtgenoot een affaire hebben en dreigt betrokkene suïcide te plegen op het moment dat ze weg moet uit huis. De echtgenoot van betrokkene vreest hierdoor voor escalatie. Er zijn aanwijzingen voor stoornissen in meerdere cognitieve domeinen, waaronder een evidente verslechtering van het kortetermijngeheugen, hiaten in het langetermijngeheugen en een sterke verandering van gedrag en persoonlijkheid. Daarnaast is betrokkene in toenemende mate afhankelijk van de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Alleen ten aanzien van de medicatie accepteert ze hiervoor hulp van derden. Door de ernstige visusstoornis en verminderde mobiliteit van betrokkene bestaat er een verhoogd valrisico. Uit de visusstoornis komen mogelijk ook de visuele hallucinaties voort, waarvan bij betrokkene bij wijlen sprake is.
4.5.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene verzet zich hiertegen. Dit verzet uit zich met name verbaal.
4.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Betrokkene weigert dagbesteding of individuele begeleiding. Dat, in combinatie met de ernstige gedragsproblematiek bij haar dementie, zorgt ervoor dat de thuissituatie voor de echtgenoot van betrokkene onhoudbaar is geworden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1939 in [geboorteplaats] ;
5.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
14 mei 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024 door mr. Borm, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier en op schrift gesteld op 20 november 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.