Op 14 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, geboren in 1939. De rechtbank heeft de procedure opgestart na ontvangst van het verzoekschrift op 30 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling zijn betrokkene, haar advocaat mr. G. Veen, de casemanager, haar echtgenoot en dochter gehoord. Betrokkene heeft aangegeven dat ze thuis wil blijven wonen en dat ze geen hulp nodig heeft, behalve met koken en boodschappen. Haar advocaat heeft echter gesignaleerd dat betrokkene een doodswens heeft geuit en dat de thuissituatie onhoudbaar is. De casemanager en de echtgenoot van betrokkene hebben ook zorgen geuit over haar mentale toestand en de spanningen in de thuissituatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, met een uitgebreide cognitieve stoornis en een gebrek aan ziektebesef. Het gedrag van betrokkene leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De rechtbank heeft geconcludeerd dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar, aangezien betrokkene weigert deel te nemen aan dagbesteding of begeleiding. De rechtbank heeft daarom de gevraagde machtiging verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met het rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beslissing.